Je hebt ooit voor Judith (voor jou: mevrouw), Herzberg,
het lampje boven haar
nachtkastje aangedaan.
Je hebt ooit, A.L. Snijders,
bezocht in zijn woonhuis,
zijn boerderij. Je kende de binnenkant en buitenkant daarvan
uit zijn Zeer Korte Verhalen. (En wat een aardige man was hij).
Je was ooit op bezoek in het
huis van Jan Elburg,
zijn weduwe leidde je toen
rond langs zijn achtergelaten
houtvoorraad en zijn pettencollectie
in de hal.
Je hebt ooit Wim Brands de
weg gewezen.
je hoorde ooit dat Jan Arends
huisknecht was
van de dame die je bezocht.
Je sprak ooit Komrij aan,
die eigenlijk in gesprek
was met Gerbrandy.
Je vroeg Wigman om zijn
bibliofiele bundel,
een leporello, te signeren.
Je sprak met Robert Anker,
je loofde zijn bundel ‘Goede
Manieren’, je was een fan.
Je bezocht het graf van
Rimbaud in Charleville-Mézières,
(je liet je daar fotograferen, je blik moest stemmig zijn).
Je sprak met Zwagerman, het ging goed met hem,
verzekerde hij je, en ook hij schreef jouw naam
en signeerde zijn bundel. Je kijkt naar de datum
en denkt: jullie moesten eens weten. Je kocht een
bundel van Frank Starik na een optreden,
wat een performer was hij, hij vroeg of jij arts was,
zo kwam ik over, zo zag ik eruit. Maar nee.
Je sprak, je had het ingestudeerd, Rob Schouten aan
voor een optreden, je had een verzoek: zou hij misschien
het gedicht 'Ontgoocheling' kunnen doen, uit de bundel
'Een onderdaan uit Thule', hier, je had een kopie daaruit bij je.
(Het was een meesterwerk, dat Ontgoogecheling, wat jou betreft.)
De dichter voldeed aan je verzoek, was de beroerdste niet,
maar refereerde wel aan je, achter de microfoon, als: zeloot.
Je hebt een keer een e-mail gekregen van
Ester Naomi Perquin en ook een van Martijn Brenders.
En je had Daan Doesborgh een keer nagedaan, op papier dan,
zijn idee geleend, hij gaf je via de mail zijn oké.
Tegen voormalig staddichter van
Amsterdam,
Gershwin Bonevacia, hitste je dat je zijn bundels,
die hij ooit had weggeschonken, voor 50 cent per stuk
had bekomen, op Koningsdag, op de Brink in Deventer,
recensie-exemplaren, pal voor het huis van Özcan Akyol.
En in je eigen straat heeft, ach, ooit Nico gewoond, Slothouwer,
was je jonger geweest, hadden jullie elkaar vast herkend, vast.
Dichters gaan te vroeg dood,
krijgen te weing erkenning,
of hun werk wordt, voor veel te weinig
geld, verkwanseld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten