dinsdag 30 december 2014

Toen de liefde tussen ons begon

We hadden, toen de liefde tussen ons begon, rode en blauwe drukinkt aan onze handen.
Er was teveel lawaai voor lieve woordjes en bovendien waren we in stofjassen gekleed.
Ik werkte op die drukkerij. En jij belde aan, je verschijning was praktisch, ik vroeg wat je deed.
Je kwam net van school (wat waren je ogen prachtig!) en je had je relatie net zien stranden.
 
Als op de drukkerij de machtige Gestetner drukte, dan was dat een lichamelijke sensatie.
Ik voerde, om je te imponeren, de snelheid op, des te dwingender werd de machinecadans.
En bij het ritme van de Heidelberger namen buik en heupen het over: je werkte in trance.
Door de inkt werd je knap vies, ik dacht: ze is een meisje, ik hoop wel dat ik haar terug zie. 

Je bleek een blijvertje, je keerde terug (met je mooie ogen!) en je bent gebleven.
Ik liet je de camera in de Doka zien, binnen brandde stil het rode licht.
Het was donker, jij gloeide, mijn ziel zong en had daar even geen gewicht.
 
Jij liet, drukkersgrap, wel een indruk bij mij achter, jij etste met je naald in mijn hart.
Jij kleurde het hele spectrum: kobaltblauw, indigo, cyclaam - je kleurde zelfs het zwart.
Het stampende, stuwende ritme van de persen stuurde mij de liefde van m'n leven.

dinsdag 16 december 2014

Hotellobby 04.00 uur 's nachts

Stond hij 's nachts, ver voorbij het holst, weer aan de balie,
ik had ze een paar uur eerder ingecheckt: romantisch,
impulsief stel op zoek naar bed, drank in spel.
Hij, type man van kraag van overhemd over z'n jasje,
biljetjes van tweehonderd aftellend, type player,
zij, nou ja, zij, hing aan z'n zij, innig.

Hij zei dus, zo'n vrouw die met een man meegaat
naar een hotelkamer, dat kan toch niet.
Zeg nou zelf, zoiets doe je toch niet?
Hij bestelde een Jack Daniels en een taxi, voor zichzelf.
Hij betaalde de rekening, gaf fooi, ging weg, alleen.
Iets later kwam er die ontredderde vrouw in de lobby,
z'n scharrel: waar is hij, heeft u hem gezien?
Ze verdronk haar verlies en verdriet
en verbijstering in een Jack Daniels
en een cola light. En nog een, een Jack Daniels,
bedoel ik. Ze kon er niet bij.  Zij was zo'n vrouw
die meeging naar een hotelkamer.
Zo'n vrouw die innig aan z'n zij hing.
Zo'n vrouw die dronk.
Zo'n vrouw die achtergelaten werd.
Zo'n vrouw in tranen.
Zo'n vrouw alleen, om 04.00 uur 's nachts. 

zondag 14 december 2014

Ei

Er was dat straatje met die vier balkons op straatniveau,
als de zon scheen, eind van de middag, zaten die senioren daar,
achter het glas, tussen de keramieken egels en de kunstbloemen.
Daar zijn ze, de rode wangen, de perkamenten armen,
de veel te grote witte kapsels. En achter de lege glazen
en de kruiswoordpuzzel die de eindigheid vullen:
de zwemmende ogen die ergens iets tevergeefs zoeken.
En bij het laatste balkon moet ik toch altijd even kijken
naar de wildvleeswoekering ter grootte van een ei op de
strakgespannen buik van die zonnebadende bejaarde.
Hij lag er altijd als een mummie bij, strak zongelooid,
met dat ei balancerend op z'n buik

 

woensdag 10 december 2014

Slaapwandelaar

Het was weer 'ns zover en dus was het weer 'ns zo laat:
het was twee uur 's nachts en je vond jezelf terug op de
overloop, je das gestrikt, je shirt geknoopt: gekleed en
klaar om naar je werk te gaan. Je zocht gejaagd naar
de sleutels en je mobiel, je was al veel te laat,
je schoenen moesten nog gestrikt, dat was lastig
in het donker - er lag een vrouw in bed,
niet je eigen vrouw, niet je eigen bed,
dacht je, had je gedacht. 

Dit was niet jouw huis. Ook al had je, wacht 'ns even,
thuis ook zo'n foto aan de muur en ook zo'n kast.
Je liep de hele trap af naar beneden.
Je werd weer 'ns tot het randje getergd en beproefd.
Je tastte nog steeds in het duister, maar ergens
wist je al wat zou komen: je kende dit scenario.
Je was weer 'ns de grens tussen droom en waken
overschreden.  Zo meteen zouden hier en nu samenvallen
- met jou ertussen. En eindelijk dringt het - je ontwaakt!-
tot je door: je was weer 'ns een speelbal van de nacht:
je slaapt, je sliep, je wandelde in je slaap. 

woensdag 3 december 2014

Man alleen

Hij zat op de driezitsbank. De plek naast hem was leeg,
en vertoonde een slijtplek. Hij keek verwezen naar de boekenkast.
Meer dan de helft van de boeken kende hij niet,
had hij nooit gelezen. Voor hem op de tafel stond een asbak.
En hij rookte niet eens. De schemerlamp naast hem
brandde niet. En dan die schilderijen: het hertje van
Van Vermeegeren en het huilende zigeunerjongetje.
Dit was hoe het vroeger was, toen het nog goed was.
Hij keek naar het kopje, het was leeg. Het andere kopje ook.
Hij keek naar de televisie maar vond de afstandsbediening niet.
Moe was hij. En alleen. De bank was versleten
en zat niet lekker, had hij al gelijk gevonden.
Hij rilde, hij had zijn jas nog steeds aan. 

Hij zat op de driezitsbank en wilde z'n schoenen uittrekken,
en die krant lezen. Maar die was een week oud.
De plek naast hem was leeg. Hij miste haar,
daar zou zij moeten zitten, naast hem.
Mensen liepen voorbij, rakelings langs zijn bank.
Ze praatten alsof hij er niet was.
Verderop zag hij de kledingrekken en de fietsen staan,
en de eindeloze schappen met glaswerk en serviesgoed.
Hij voelde ineens het label, aan de bank bevestigd:
Week 47, kringloopwinkel Het Goed, 75 euro.
 

maandag 1 december 2014

Holle weg

Liep ik daar op de Bouwhuisweg,
de lucht van kuilgras in m'n neus,
de zon scheen door de Kozakkenboom,
en ging zakken achter de IJssel -
het zand stoof op van een
wegduikend konijn.
Er werd gewuifd door wat halmen
en ergens hoorde ik wat getjilp.
De koeien kauwden her vanachter de houtwal,
en staarden stoïcijns ver voorbij mij,
naar de einder. De horizon trilde.
Een valk of was het een leeuwerik,
hing peinzend in de lucht.
De wereld was, kortom: in orde.
Komt er die fietster voorbij met haar telefoon:
"ja die notulen die mail ik je vandaag."