maandag 8 juli 2019

De Burgemeester sprak


Het was de dag dat het voetbalelftal de finale zou spelen.
We liepen in de stad en de burgemeester sprak de mensen toe.
Ik zag hem niet hij stond ergens bovenop een ladderwagen,
net om de hoek dacht ik. Het was druk op straat.
Ik hoorde zijn stem via een box. Mensen liepen met ballonnen
en met versieringen in hun haar. Op het plein was muziek
en een groot scherm. In de steegjes werd al gekotst
door vroege dronkaards. Er klonk gezang, steeds luider:
fans hebben net het station verlaten. Er werd ook al gejankt.
En iemand was zijn portemonnee kwijt. En iemand was op zijn
oog geslagen, dat was de janker. Er was politie op de been
en op het paard, en iedereen keek op zijn mobiel. Er werd gescoord,
er klonk gehuil, gejoel, gefluit – het werd een penalty.
Die zat. Iedereen over de zeik natuurlijk en in mineur.
Het kwam ook niet meer goed. De stoet droop af naar het station.
De burgemeester suste, er waren ergere zaken nietwaar,
en er waren verkiezingen, en er was een cordon van ME.
Er waren zakkenrollers en relschoppers. De bal was rond.
Er vloog een steen door de lucht. Iedereen hield zijn adem in.

vrijdag 5 juli 2019

Zout


Zout in de zee,
Zout in de lucht
Zout in de mijnen
Zout in je nek

Zout in de soep
Zout in de zenen
Zout op de stoep
Zoute likstenen

Zout in het vaatje
Zout op je huid
Zout in de molen
Zout voor de bruid

Zout op je ei
Zout in je tranen
Zout op je dij
Zout smaakt je kut

Zout in de wonde
Zout in je bloed
Zout in de bokking
Zout op jouw tong

Zout voor op de omelet
Zout voor bij de slakken
Zout voor op een flauw sonnet
Zout, zo is het maar net.

donderdag 4 juli 2019

Camping


Weet je nog, dat we op die camping stonden,
waar dat jonge gezin laat aankwam.
Jong gezin, jonge ouders, jonge kinderen,
Ze kwamen laat in de avond aan, het schemerde al.
Ze hadden hun busje achter onze tent geparkeerd.
En daarna hun tent opgezet, het was een jong gezin,
vader met zo’n hip baardje, een jonge moeder –
en een krijsend kind. Het regende. Het was donker.
Wat was er mis gegaan? Was er ruzie geweest?
We hadden het niet gehoord. Het regende.
‘s Ochtends gingen er autoportieren open en dicht,
en open en dicht. In de regen, de stromende regen.
De man, de echtgenoot, de vader, pakte alles in
de koelkast, de stoelen, de tafel, het hobbelpaard,
de po-stoel, terug in de bus, in de stromende regen.
Er viel geen woord. Het bleef stil. Er klonk alleen de regen,
zwijgend en gehaast pakte de man alles weer in.
De sfeer was niet goed, de stemming was omgeslagen.
De vrouw vertoonde zich niet, de man werkte gestaag door,
en het regende, en ze wisten dat wij het wisten.
De tent pakte hij in, keek nog een keer rond,
startte de auto en zwijgend reden ze weg.