woensdag 6 november 2013

Erik is dood

Ik ben al zo lang dood. De vezelige massa onderin mijn lege schedel,
ooit mijn hersenen, voelt aan als droge mest. Er tikken pissebedden
in mijn schedel. Ze houden me wakker. De maden waren me genegen,
voelden zich thuis, eet jongens, want dit is mijn lichaam.
Ik lig hier in dit ondiepe graf, het regent, ik word nat,
ik zie het blad verteren. Ik ben Erik. 

Van het begin herinner ik mij de teek. Ik was nog vers.
Hij hechtte zich erg aan mij. Val de teek niet te zwaar.
Neem het hem niet kwalijk. De teek is zoals wij: hij doet wat hij kan.
's Avonds en 's nachts houden de cicaden me wakker,
met hun oorverdovende geluid. Of zijn het misschien roestige fietsen,
ik kan het van hieraf niet goed zien. 

De slak is ongewerveld en is weekdier, glibbert en glijdt,
en is geen insect, maar past wel binnen het formaat.
Voer hen meloen, voer hen komkommer, en zij weten waar en wanneer.
Zij zien niet, maar zij weten, zij weten. En daar zijn zij naar op weg
met hun voelhorens. Ik voel ze langs mijn ellepijp, langs mijn heup,
de slakken, zij voelen, zij weten. 

Uit mijn knie groeit een pinksterbloem. Het staat wel vrolijk.
Maar het is tamelijk bizar. Vandaag was ik jarig geweest.
De spin hangt ondersteboven in zijn web, de wespen
zitten op de appeltaart, hoera. De mug is daar voor de kleine narcose.
Alleen de kever gaat gebukt onder zijn schild.
Maar ik ben dood, ik ben Erik, dood in de Wollewei.
 
 
Met dank aan Sam Gerrits, Menno Wigman en Spinvis