woensdag 22 mei 2013

Het kanaal

Het kanaal is enkel recht,
heeft geen begin en ook geen eind.
Loodrecht de beschoeiing,
peilloos en donker het water. 

Je fietste langs dat gestrekt kanaal,
jaar na jaar naar school.
Je kende de heen- en terugweg:
het kanaal heeft geen begin of eind. 

De wind blaast over het vlakte.
Je buigt je krom over het stuur
De populieren bieden geen beschutting.
Het water ruikt naar dode vis. 

Het veen trekt en zuigt.
Het land zakt langzaam weg.
Je ruikt de carboleum van de dukdalf,
die ene keer dat de zon erop schijnt. 

De brugwachter laat de bomen neer.
De boot trekt een tijdelijk spoor.
Je hoort het geklots en gekabbel
Je wacht, het leven trekt voorbij.

zondag 19 mei 2013

De Kat van Toko Kim Lan

Ik zie U elke nacht,
Gij zetelt aan de andere zijde,
slechts gescheiden door straat
en twee maal vensterglas.
's Nachts wenkt U mij,
baken in de eeuwige duisternis
tussen de shampoo, de waaiers en de mie. 

Uw troon is hoog achter de etalageruit,
boven de potjes met het vreemde etiket.
U glimt en glinstert in het duister.
Open ik  het gordijn omdat ik u dan zoek,
dan wenkt u, verheven boven het daagse van
de vijzel en de kommetjes en al het bamboespul
en de reclame voor goedkoop bellen naar Somaliland. 

Kat van Kim Lan, van schemer tot
het zwartst van de nacht,
Uw wenken begeleidde me al die tijden.
Nu bent U verstild, uw arm verstard,
Bent u nu zelf uitgezwaaid? 

Uw blik boort zich naar de overkant
ik voel hem star op mij gericht,
is het een verwijt, heb ik iets nagelaten,
had ik wellicht moeten oversteken?
Is het uw tijd die gekomen is,
of, ik schrik, misschien de mijne?