donderdag 28 april 2016

Schedel en nooduitgang


Wel ‘ns geprobeerd een glas wijn te drinken
onderwijl holoogkassend aangestaard
door een schedel in een vitrine? Ik wel.
Het kan in de crypte van het Geert Groote Huis.
Gewoontegetrouw zochten mijn ogen
naar de lichtjes van de nooduitgang.

woensdag 20 april 2016

Havenkwartier



Lang voordat het hip werd, woonde ik aan de haven,
tussen de overslagkade en de VAM-spoorlijn.
Elke avond, tussen zes en zeven, passeerde de trein,
de hoorn klonk bij het kruisen van de industrieweg
de wissel werd overgehaald, er klonk rails
tegen rails, en de trein rangeerde.
Vanuit mijn keuken groette ik de machinist,
metershoog schoof de locomotief weer voorbij,
maar nu in de andere richting, op drie meter afstand.
’s Zomers zaten we buiten, er werd een aak gelost,
of juist gevuld met grint. De kettingen van de kraan
ratelden. Er kleurde wat diesel op het water.
Op zondag was het altijd stil,
dan liepen er konijnen tussen de bielzen.


zondag 17 april 2016

Herman – geef je dictie aan mij



Herman, voordat de tijd je definitief pootje licht,
en je voor eeuwig op dat andere Grote Kerkhof ligt,
wil ik je vragen, is je testament al getekend en klaar?
Is al je aardse goed al gelabeld en vergeven?
Zo niet, Herman, dan heb ik nog een laatste verzoek:
Herman, ik wil ook iets uit jouw nalatenschap

Laat mij niet na: je huis, je geld of je goed.
Ik vraag niet om je stok of om je dochter.
Het is je dictie die ik wil, je dictie, en niks anders.
En zeg nou eerlijk, je hebt er toch niks meer aan,
daar in je donkere diepe graf. Je zou de boel
maar wakker houden met je ge-declameer.

Je dictie, als je daar dan toch niks meer mee doet,
mag ik ‘m dan, geef ‘m aan mij.
Je gedichten en je bundels,
zal ik dan leggen aan je voet,
‘t zijn de krachten waarmee je opstaan moet.
Maar geef je dictie aan mij.

Ik wil je dictie, Herman, laat mij je dictie na, toe.
Je dictie waarmee je je gedichten deed leven.
Je dictie, strak als een pendule, als een metronoom.
Je dictie Herman, schenk ‘m mij,
maak mij, stamelaar en krabbelaar, erfgenaam.

Je zou er anders maar grafgroupies de schrik
mee op het lijf jagen: jouw stem ‘s nachts
tussen de heesters, de zerken en de kransen.
Herman, toe, laat me je dictie na, je ziet,
je hoort het zelf: ik heb ‘m harder nodig dan jij.


woensdag 6 april 2016

De portier las ‘De meester en Margarita’,



De portier las ‘De meester en Margarita’,
en keek dus haast nergens meer van op.
De bezoekers waren luidruchtig en lieten
obscene tekeningen achter in het gastenboek.
Een blikje bier viel met een harde tik op de vloer,
en draaide spuitend cirkeltjes op het zeil.
De ordners in de kast stonden bol. Er was ooit
een systeem geweest. In de tuin werd het gras
niet meer gemaaid, het afval stapelde zich op.
En de honden poepten overal. In de keuken
bedekte de vaat het aanrecht, er stond schimmel in de pannen.
In de lift waren  afdrukken van kinderhandjes.
De ober had een aantal tics, hij fronste, trok zijn lip op
en snoof luidruchtig door zijn neus – de hele tijd.
Op de galerij werden vrouwen op hun schouder getikt,
maar nooit was er iemand te zien. Het affiche kondigde
een evenement aan van twee jaar geleden.
’s Nachts ronkten er auto’s in de straat,
en klonk er af en toe glasgerinkel.