zaterdag 24 november 2018

Goudvis


Je had een goudvis gekocht
en had ‘m meegekregen
in een plastic zakje met water.
Zo liep je over straat,
het zakje met de vis
bungelend in je hand.
De vis was rood
met zwarte vlekjes om zijn ogen.
Thuis had je de kom al klaar:
steentjes, planten en een grot –
het was er allemaal. Je had alleen
nog geen naam, je dacht aan Bob,
wie weet, het had geen haast.
’s Ochtends dreef de vis in het water,
zijn oog bekeek je kil vanuit
een naamloos graf.





maandag 12 november 2018

Ik registreer de alarmerende piep


Ik registreer de alarmerende piep van de monitor in mijn hoofd
die mijn gedachten registreert: er is geen activiteit meer.
Er is de af- en aanvoer van kennis en intuïtie, maar niet
van originele gedachten. Wat er wel geregistreerd wordt,
ziet eruit alsof het rechtsreeks, buiten mij om,
uit de aarde gegroeid is. Daar heb ik niks aan.
Spul, vulsel, spinsels, dat door de tijd is versplinterd
en verschimmeld en wie weet ooit een interessant,
borrelend en bruisend destillaat was waar chaos en agressie
uitgefilterd waren. Maar de kurk zat er stevig op gedrukt.
Mijn pen, ik kan er niet bij, ik leg niks vast.
Ik hou mijn hart tegen de monitor, en ik zie licht.
– de zuster loopt langs en merkt niks.
Het wordt tijd voor een gedicht.

donderdag 8 november 2018

Arthur, je brieven vond ik terug op zolder


Arthur, je brieven vond ik terug op zolder,
(ach Arthur, das is lang geleden, ik was net zeventien),
die je lang geleden schreef. Ik heb ze bewaard. Ik ben Catherine.
Ach, Arthur, wat was ik verliefd, maar er was mijn vader.
Er waren vermaningen, Arthur, bedenk, je had geen opleiding,
Geen betrekking, op de boulevard rookte je je pijpje ondersteboven.
De burgers spraken er schande van. Je had dat bravoure.
Je had je gedichten, aute, aute beau, je schokte de burgerij.
Arthur, ik beminde je innig, maar je sprak van Afrika,
Je sprak van zee en horizon. In je ogen glinsterde goud,
Maar ik wilde vastigheid,
Geen dronken boot met grillige vaart.
Ik vond het, bakvis dat ik was, heerlijk, om met mijn hoofd
Op jouw schouder te kijken naar de rivier.
En jij maar praten, en jij maar ratelen.
Een zoete woordenstrooom