de lucht
van kuilgras in m'n neus,
de zon scheen
door de Kozakkenboom,
en ging
zakken achter de IJssel -
het zand
stoof op van een
wegduikend
konijn.
Er werd
gewuifd door wat halmen
en ergens
hoorde ik wat getjilp.
De koeien
kauwden her vanachter de houtwal,
en staarden
stoïcijns ver voorbij mij,
naar de
einder. De horizon trilde.
Een valk of
was het een leeuwerik,
hing
peinzend in de lucht.
De wereld
was, kortom: in orde.
Komt er die
fietster voorbij met haar telefoon:
"ja
die notulen die mail ik je vandaag."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten