en
vertoonde een slijtplek. Hij keek verwezen naar de boekenkast.
Meer dan de
helft van de boeken kende hij niet,
had hij
nooit gelezen. Voor hem op de tafel stond een asbak.
En hij
rookte niet eens. De schemerlamp naast hem
brandde
niet. En dan die schilderijen: het hertje van
Van
Vermeegeren en het huilende zigeunerjongetje.
Dit was hoe
het vroeger was, toen het nog goed was.
Hij keek
naar het kopje, het was leeg. Het andere kopje ook.
Hij keek
naar de televisie maar vond de afstandsbediening niet.
Moe was
hij. En alleen. De bank was versleten
en zat niet
lekker, had hij al gelijk gevonden.
Hij rilde,
hij had zijn jas nog steeds aan.
Hij zat op
de driezitsbank en wilde z'n schoenen uittrekken,
en die
krant lezen. Maar die was een week oud.
De plek
naast hem was leeg. Hij miste haar,
daar zou
zij moeten zitten, naast hem.
Mensen
liepen voorbij, rakelings langs zijn bank.
Ze praatten
alsof hij er niet was.
Verderop
zag hij de kledingrekken en de fietsen staan,
en de
eindeloze schappen met glaswerk en serviesgoed.
Hij voelde
ineens het label, aan de bank bevestigd:
Week
47, kringloopwinkel Het Goed, 75
euro.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten