maandag 23 september 2024

Schoonmaakbaantje

Toen ik merkte dat ik bezig was om spatjes zonlicht weg te stofzuigen, dat ik schaduwvlekjes probeerde weg te moppen van de vloer, vond ik dat het tijd werd om weg te gaan, en dat deed ik.

Het dweilen, met grote zwierige halen, had ik altijd als erg prettig
ervaren: de cadans van de repeterende handeling bracht je haast
op een meditatief level. De vloer van de zaal werd mijn wit papier,
mijn leeg  doek, waarop ik met mijn grote penseel mijn werk op bracht, (en dat gelijk weer wiste: ik schreef niet voor de eeuwigheid).
Ik had mijn methode, mijn route en mijn tijden. Ik wist de plek
van elk stopcontact, kende elke beschadiging in plint en vloer.
In de lente dansten de pollen en de bloesems door de zalen,
in de herfst waaiden de droge, frommelige bladeren naar binnen,
en ’s winters dweilde ik de pekelgrauwe sporen van de schoenprofielen.

Toen ik die ochtend voor de laatste keer de dweil uitspoelde en in de wringer wilde zetten, de vloer blonk en schitterde me tegemoet als mijn toekomst, ontbrak er nog één ding: mijn handtekening. Ik pakte mijn groot penseel, en zwierde op het marmoleum in de hoek mijn snel drogende naam.

 

 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten