Het vakantiehuisje dat we
voor ons weekend Watou geboekt hadden, stond in Westouter, en
droeg de geest van Escher. ’s Nachts gingen we van de slaapkamer naar het
toilet door trapje af en trapje op te gaan, en daarna weer trapje af en trapje
op, waar gingen we heen, en waar gingen we naar terug? – toen we zondag
vertrokken kon ik nog steeds niet de constructie natekenen.
Het regende, toen het weekend
begon, en de temperatuur daalde. Maar het bezoek aan Watou stond al
sinds 1998 op de agenda, dus wij gingen. We werden verwacht.
We kunnen kort zijn qua
recensie, dat scheelt ook weer een hoop woorden: de kunst viel tegen in Watou.
Kwam het doordat we er niet voor open stonden? Kwam het doordat we minder
keken en dus minder zagen? Er was een enorme discrepantie tussen de teksten in de catalogus en de
kunst die de bezoeker te zien kreeg.
Voor de duidelijkheid: de
tekst in de catalogus was zeer ophemelend, pretentieus, veelbelovend, en het geselecteerde,
tentoongestelde werk bleek dan bleek, sorry, middelmatig, of nietszeggend, of
nou ja, vreemdzeggend. En misschien was het kunstwerk hier wat displaced: wat
deed dat ding hier? Of: waarom was het hier?
Ik heb mijn pen ook op geen
enkel moment tevoorschijn gehaald om een notitie te maken over hoe verbluft of
hoe getroffen ik was, of wat ik nou weer gezien had.
Zoals gezegd: Watou en ik gaan
een lange weg terug. Dus ja, een beetje teleurstellend was het wel. Word je in
de steek gelaten door je favoriete Kunst/Poëzie festival, en dat terwijl je het
al zo moeilijk had met het verscheiden van het Deventer Poëzie Tuinfeest. (Verdikkie, ze moeten niet aan mijn zekerheden komen).
Maar goed, hoe was Watou? Wat
had deze editie te bieden? Het duizelde me, net als de trappen die we ’s
nachts op en af liepen. Ik zag dit en ik zag dat, maar het was oog in en oog
uit. Slecht dus, gênant eigenlijk. Waren we helemaal hierheen gereden voor dit?
Dan sta je in het Festivalhuis en kijk je naar een serie borden beschilderd met….
musjes. Heel erg lief. Schattig ook. En dan wordt de artieste in de begeleidende tekst
aangeprezen als een van de top Global Thinkers. Nou, ik weet niet hoe
Marjolein Bastin of Janneke Brinkman hier over denken.
(Misschien moet ik niet al te
streng zijn: de vergadering der dieren in de achtertuin van de pastorie was wel
aardig, evenzo een projectie in diezelfde door de pastoor verlaten pastorie. En
er was ook elders een video te zien over een soort Theo Jansen-achtig
strandbeest – maar ik had ‘m graag in actie willen zien, en niet plat opgeslagen
op een donkere zolder)
Watou 2024 werd gered door de
locatie Kasteel de Lovie. Je stapt over de drempel het kasteel binnen,
en je wordt daar gelijk het intrigerende werk van Hans op den Beeck ingezogen.
En dan gebeurt het: je
vergeet waar je bent, je zakt door je knieën om het werk beter te bekijken, tot
je door te laten dringen. Je kijkt naar een tragedie. Dat zie je gelijk. Een
drama. Het lijkt zo mooi, relaxed en chill, wat je voor je ziet, maar de
rilling loopt over je rug. Hier dobbert ze, onder een dekentje, op een vlotje.
Met haar boekje. Maar is ze nou in slaap gevallen? Haar ogen zijn gesloten. En
zit een vlinder op haar. (Betekent vlinder niet ziel, in het Grieks?). En wat
doet die pillenstrip naast haar? En waarom is haar wereld helemaal zwart?
Ineens weet je het: je kijkt
naar kunst. Je bent in Watou, eindelijk.
En buiten in de kasteelvijver,
zit de hele zomer Mikes Poppe in een strandstoel. De laatst keer dat je hem
bezig zag in een performance was een aantal Watou’s terug: toen sleepte hij
eindeloos (in een achtje, het oneindigheidssymbool) een beeld achter zich aan
in een weiland, net buiten Watou, in de brandende zon. Nu had hij kennelijk voor
het element ‘water’ gekozen. Maar het bleef hoedanook, net zo’n eenzame prestatie
als toen. Het is van een afstand een vreemd gezicht: een man, compleet
in het zwart gekleed, met hoed, liggend in een strandstoel in de vijver. Wat
doet hij daar? En dan, plots, het water begint te borrelen, dan is er een
explosie van waterfonteinen rondom de stoel van Mikes Poppe. Ik hoorde een op
dat moment toevallig passerende fietsster een gil slaken van schrik. Het water
valt neer op Mikes, en dan is de vijverspiegel weer rustig voor een kwartier
voordat Apocalyps weer toeslaat. Een performance.
Nog eentje? Op de eerste
verdieping ligt een stripverhaal uitgestald, bladzijde na bladzijde apart onder een glasplaat: The Flying Komarov. Het is werk van Ilya en
Emilia Kabov, uit de voormalige Sovjet-Unie. Het verbeeldt een fantasie over dat mensen kunnen vliegen,
maar wel wat merkwaardig uitgewerkt. Toch erg bijzonder en ook wel wat
aandoenlijk vanwege de wat naïeve insteek van het beeldverhaal.
Ik zocht natuurlijk gelijk op
boekwinkeltjes en elders op internet of er nog een album te koop was.
Dat was er wel: tuurlijk, voor 150.000 Engelse pond was tie voor mij.
's Nachts dwaalde ik weer over de opgaande- en neerwaartse trappen in het vakantieverblijf. Ik kwam toch weer uit van waar ik vertrokken was.