zondag 25 augustus 2024

Watou 2024 (deel 1)


Het vakantiehuisje dat we voor ons weekend Watou geboekt hadden, stond in Westouter, en droeg de geest van Escher. ’s Nachts gingen we van de slaapkamer naar het toilet door trapje af en trapje op te gaan, en daarna weer trapje af en trapje op, waar gingen we heen, en waar gingen we naar terug? – toen we zondag vertrokken kon ik nog steeds niet de constructie natekenen.

Het regende, toen het weekend begon, en de temperatuur daalde. Maar het bezoek aan Watou stond al sinds 1998 op de agenda, dus wij gingen. We werden verwacht.

We kunnen kort zijn qua recensie, dat scheelt ook weer een hoop woorden: de kunst viel tegen in Watou. Kwam het doordat we er niet voor open stonden? Kwam het doordat we minder keken en dus minder zagen? Er was een enorme discrepantie tussen de teksten in de catalogus en de kunst die de bezoeker te zien kreeg.

Voor de duidelijkheid: de tekst in de catalogus was zeer ophemelend, pretentieus, veelbelovend, en het geselecteerde, tentoongestelde werk bleek dan bleek, sorry, middelmatig, of nietszeggend, of nou ja, vreemdzeggend. En misschien was het kunstwerk hier wat displaced: wat deed dat ding hier? Of: waarom was het hier?

Ik heb mijn pen ook op geen enkel moment tevoorschijn gehaald om een notitie te maken over hoe verbluft of hoe getroffen ik was, of wat ik nou weer gezien had.

Zoals gezegd: Watou en ik gaan een lange weg terug. Dus ja, een beetje teleurstellend was het wel. Word je in de steek gelaten door je favoriete Kunst/Poëzie festival, en dat terwijl je het al zo moeilijk had met het verscheiden van het Deventer Poëzie Tuinfeest. (Verdikkie, ze moeten niet aan mijn zekerheden komen).

Maar goed, hoe was Watou? Wat had deze editie te bieden? Het duizelde me, net als de trappen die we ’s nachts op en af liepen. Ik zag dit en ik zag dat, maar het was oog in en oog uit. Slecht dus, gênant eigenlijk. Waren we helemaal hierheen gereden voor dit? Dan sta je in het Festivalhuis en kijk je naar een serie borden beschilderd met…. musjes. Heel erg lief. Schattig ook. En dan wordt de artieste in de begeleidende tekst aangeprezen als een van de top Global Thinkers. Nou, ik weet niet hoe Marjolein Bastin of Janneke Brinkman hier over denken.

(Misschien moet ik niet al te streng zijn: de vergadering der dieren in de achtertuin van de pastorie was wel aardig, evenzo een projectie in diezelfde door de pastoor verlaten pastorie. En er was ook elders een video te zien over een soort Theo Jansen-achtig strandbeest – maar ik had ‘m graag in actie willen zien, en niet plat opgeslagen op een donkere zolder)

Watou 2024 werd gered door de locatie Kasteel de Lovie. Je stapt over de drempel het kasteel binnen, en je wordt daar gelijk het intrigerende werk van Hans op den Beeck ingezogen.

En dan gebeurt het: je vergeet waar je bent, je zakt door je knieën om het werk beter te bekijken, tot je door te laten dringen. Je kijkt naar een tragedie. Dat zie je gelijk. Een drama. Het lijkt zo mooi, relaxed en chill, wat je voor je ziet, maar de rilling loopt over je rug. Hier dobbert ze, onder een dekentje, op een vlotje. Met haar boekje. Maar is ze nou in slaap gevallen? Haar ogen zijn gesloten. En zit een vlinder op haar. (Betekent vlinder niet ziel, in het Grieks?). En wat doet die pillenstrip naast haar? En waarom is haar wereld helemaal zwart?

Ineens weet je het: je kijkt naar kunst. Je bent in Watou, eindelijk.

En buiten in de kasteelvijver, zit de hele zomer Mikes Poppe in een strandstoel. De laatst keer dat je hem bezig zag in een performance was een aantal Watou’s terug: toen sleepte hij eindeloos (in een achtje, het oneindigheidssymbool) een beeld achter zich aan in een weiland, net buiten Watou, in de brandende zon. Nu had hij kennelijk voor het element ‘water’ gekozen. Maar het bleef hoedanook, net zo’n eenzame prestatie als toen. Het is van een afstand een vreemd gezicht: een man, compleet in het zwart gekleed, met hoed, liggend in een strandstoel in de vijver. Wat doet hij daar? En dan, plots, het water begint te borrelen, dan is er een explosie van waterfonteinen rondom de stoel van Mikes Poppe. Ik hoorde een op dat moment toevallig passerende fietsster een gil slaken van schrik. Het water valt neer op Mikes, en dan is de vijverspiegel weer rustig voor een kwartier voordat Apocalyps weer toeslaat. Een performance.

Nog eentje? Op de eerste verdieping ligt een stripverhaal uitgestald, bladzijde na bladzijde apart onder een glasplaat: The Flying Komarov. Het is werk van Ilya en Emilia Kabov, uit de voormalige Sovjet-Unie. Het  verbeeldt een fantasie over dat mensen kunnen vliegen, maar wel wat merkwaardig uitgewerkt. Toch erg bijzonder en ook wel wat aandoenlijk vanwege de wat naïeve insteek van het beeldverhaal.

Ik zocht natuurlijk gelijk op boekwinkeltjes en elders op internet of er nog een album te koop was. Dat was er wel: tuurlijk, voor 150.000 Engelse pond was tie voor mij.

's Nachts dwaalde ik weer over de opgaande- en neerwaartse trappen in het vakantieverblijf. Ik kwam toch weer uit van waar ik vertrokken was.

 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten