De lente is onverwacht warm,
en je bent vrij, dus je zit in de tuin met niets anders dan de gedichten van
Lucebert. Die bundeltjes, Val voor Vliegengod, en Triangel in de Jungle,
en De dieren der democratie, had
je gekregen van je moeder, op je verjaardag, toen je een puber was, in de jaren
zeventig, dat was.
Wat zal ze toen gedacht hebben? Deze
gekkigheid past wel bij hem? (Verstond mijn moeder wat zij las?) Had ze jou zo
goed in de peiling? Oversteeg ze haar eigen wereldbeeld?
Daarna las ik Tonnus Oosterhoff.
(Met achterin zijn eerste verzamelbundel een cd-rom). En nu schuiven we
twee dimensies op: mijn moeder wist niet wat een cd-rom was, en ik kan zo’n
obsoleet geval niet meer afspelen, want de apparatuur daartoe
ontbreekt.
Maar mam. Je zou me nu moeten
zien, in de tuin, met die twee bundeltjes, van jou, ik bedoel, van Lucebert, maar
ik kreeg ze van jou. De woorden in de gedichten kiezen hun eigen volgorde, en vliegen
alle kanten op, maar ik volg ze mam, ik volg ze. En ook lees je dit niet meer,
dankjewel mam, voor toen, voor nu.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten