Hij zat op een bankje in het
park. Ik was er net op tijd bij.
Hij zat daar met een fles spiritus
naast zich, half leeg.
En maar schreeuwen dat hij ‘hellig’
was, goed hellig.
En dat hij dit zou. En
dat bij die en bij die. Dat leek
me niet goed, zo’n hellige Tukker,
dus heb ik de ambulance gebeld.
Hoe hij op dat bankje
terechtkwam, en wat daar
weer allemaal aan vooraf
ging, zijn geschiedenis,
dat weet ik niet. Wie heeft
hem op dat bankje gezet,
wie heeft hem aan de alcohol
geholpen?
Waarom is hij niet met de
trein naar Parijs gegaan?
Waarom heeft hij niet een
tuin aangelegd. Waarom
heeft hij zich niet verdiept
in de kunsten? Waarom
heeft hij zich niet gericht
op de psychiatrie? Waarom
heeft hij geen vrouw ontmoet,
een gezin gesticht?
(Ja, hij heeft ooit, een klant,
een vrouw dus, toevallig,
toen hij met zijn sokkenkraam
op een markt stond,
verleid, hij belandde met
haar in haar bed. En weer
veel later, liet diezelfde
klant, die vrouw dus, zich
nemen
op een Oudjaarsfeest, op de toiletten, notabene,
getver, kun je ook zeggen, waar is de romantiek immers,
enfin,
lekker fris is anders, in beide gevallen leidde
deze gebeurtenissen naar
de poli, het ziekenhuis,
pillen, prikken, de rataplan: pijn en slechte herinneringen).
Maar
wat had hij daarmee te maken? Was hij haar God
ofzo
misschien? Wist zij haar verantwoordelijkheid niet?
Hij
zat op het bankje, de toekomst spiegelde zich in
de parkvijver:
eenden en een gemankeerde fontein.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten