Een groot vochtig oog
in een weiland kijkt me aan
dus ik groet: hoi koe.
Waar luister je naar, wat zit je toch te grinniken?
Ik luister naar de nieuwste aflevering van De Nieuwe Contrabas
maar luister jij wel ‘ns naar een podcast?
Nee, ik kan niet luisteren.
Als ik het weer ’ns niet zag
zitten,
als ik er weer doorheen zat,
als het niet echt meer ging,
dan pakte ik mijn racefiets
en zette koers naar Brummen.
Want daar, aan de Zutphensestraat
nummer 81 hing een lichtbak
aan de gevel met de tekst:
Wanhoop niet God is er.
Ik prevelde dat
dan hardop:
Wanhoop niet God is
er
en opgelucht, gesterkt en gered
peddelde ik dan terug naar huis.
Daar zat je dan, met je arm
in het gips,
morgen werd je verwacht op
het Jiujitsu toernooi,
maar je droeg een bril, en je
had geen pak,
geen band, geen les gevolgd,
niets. Hoe
kletste je je hieruit? Vroeger
ging men dan bidden,
maar dat deed niemand meer,
hoe dan, en tot wie?
Wie wist er nu nog waar het Lijnpaadje liep?
Je ging naar buiten en zag de
mist
kragen leggen om de
koeienhalzen.
Ze spreekt uit haar vuilbek.
Ze is slinks, ze smoezelt,
ze konkelfoest achter haar
ellenbogen, ze bakst achter.
Ze mest een steek in je rug,
ze kronkelt als een serpent,
ze slist met gespleten tong, ze
liegt, ze neemt een loopje
met het fatsoen: ze schijt
erop. Ze manipuleert de waarheid,
ze tuft haar ego in ieders
gezicht, ze schrijft schijt. Ze krijst haar
uitroeptekens in iedere zin. Ze
schilfert, schurft,
de korsten stollen (ze ziet er niet uit) ze krabt zich kapot,
daar helpt geen eeuwig zalvend
smeren aan.
Haar gezicht, hals en armen
zijn een palet van paars,
purper, rood en necrosezwart.
Je wendt je ogen af.
Het jeukende pantser, de
krabbende nagels, de striemen
de bebloede vegen, de
vlekken, de korsten, de bulten,
de schilfers, de zweren, de
kloven – de walging. Snerpend
komt de drek over haar dunne,
bloedeloze, bleke lippen.
Blaarvocht mengt zich met
pus, je zou afstand bewaren
haar niet aanraken, je ruikt
de lucht, de haat: ze blaft.
Ze blaft blinde haat en
jaloezie uit haar schimmelkop,
haar rotte pokkenkop, je wilt
afstand, de boel ontsmetten,
een raam open tegen het valse
ziekmakende gif – nu.
Verbrand het lijk, dicht af
het graf, ontsmet het gebied.
Ratten lusten de haatheks niet,
wenden zich af.
Verrotting, ontbind haar,
wormen, maden, kom,
walg niet, tast toe, haast je, want de hel die wacht niet.
De bibliotheek, ik moest naar de bieb om een boek terug te brengen dat bij nader inzien, bij pagina 45 eigenlijk al, om precies te zijn, pagina 45 van de 758 pagina’s, iets te ver buiten mijn interesse gebied uitwaaierde: Filosofie van de waanzin, van Wouter Kusters. Nu kon ik heen waar ik voor kwam: de exposite van aquarellen van oud collega, Ria Vroegindeweij. Ik vertrok niet met lege handen uit de expositieruimte De Ontmoeting, want in de collectie tweedehands boeken zag ik een dichtbundeltje van Eli Dasberg, Sonnetten en liederen geschreven in Bergen-Belsen, 1 euro.
Dan wacht galerie Mokuwa op ons, de vernissage van de kunstenaars die hier nu hangen, hebben we helaas niet bij kunnen wonen, helaas, want ze waren live aanwezig om over hun werk te vertellen. De kunst die er nu hing, was gemaakt met een balpen, pentekingen.
Maria liep nog een keer een rondje door de galerie, maar dan met de prijslijst in haar handen, ze liet een rode stip zetten bij een pentekening van Zanzou 5-Cinq. Het vrolijke kunstwerkje was 100 keer zo duur als de dichtbundel van Dasberg. We moeten nog een plekje zoeken thuis waar het komt te hangen.
Bij boekhandel Praamstra, ik kwam daar voor de vrijdag NRC, zag ik een bont gekleurde folder liggen: WandelrondjePoëzie plezier in het Noordenbergkwarier. Veertien gedichten die iets zeggen over dit gedeelte van de stad en de geschiedenis daarvan, of gewoon wat de dichter die dag op papier had gezet. Enkele gedichten waren van leerlingen. De gedichten gaan van zwaar, struikelsteen, tot licht: groene lippenstift, want enkele gedichten waren geschreven door leerlingen van de Hagenpoortschool groep7/8.
We sloten het rondje kunst en cultuur in het Noordenbergkwartier af met een bezoek aan De Ruimte, Nieuwstraat 38, Deventer, waar Jeannette Knigge haar werk exposeert en met de bezoekers praat. Geen alledaags werk, wel intrigerend, en soms confronterend.
Wat was dat eigenlijk lekker, Glasgow in de miezer, in de druil, in de fijne motregen en Glasgow in de mist en kou. En dan vanuit het station, zo naar het Grand Central Hotel, bouwjaar 1883, waar we gelijk het tijdperk instappen (we verbleven dus in stijl) waar we geïnteresseerd in zijn: the arts and crafts movement, en de Jugendstil van Charles Rennie Mackintosh, in het bijzonder zijn Glasgow School of Art (al was het alleen maar om de entreepartij). Ik kende het iconische gebouw alleen maar van plaatjes, uit mijn schoolboek kunstgeschiedenis, daar zag ik het gebouw voor het eerst. Dus was ik toch wel een beetje star struck toen ik er uiteindelijk tegenover stond, zwaar en toch licht, machtig en toch elegant. Dit was ‘m dan, ik heb daar een poos gestaan, onder de paraplu waar de regen op tikte. En de foto’s die ik toen van The School of Art zag, waren zwart wit, en dat maakte het gebouw nogal somber, serieus en zwaar. Nu kwam vooral de rust en evenwichtigheid over. Er kwam ook een rust over mij: ik kon ‘m afvinken, ik had het Mackintosh gebouw gezien. Ik hoefde niet naar binnen, de buitenkant was al genoeg. Nu konden we naar een warme pub. Welke werd het ook al weer, was dat The Scottia, de oudste Schotse pub? Was dat raar eigenlijk om voor één gebouw (helemaal correct is dat niet: we namen ook enkele kerken, een begraafplaats en één museum, ook een Mackintosh, mee. En het hotel was natuurlijk al een monument van zichzelf) de Noordzee over te steken? Ik wist het antwoord niet.
Je sloeg de krant op en je
las het weer,
je kon de kop inmiddels wel dromen:
bloedbad, mes, winkelstraat, Allah
Ahkbar.
De jihadist was lachend los gegaan.
Villach was het, het slachtoffer veertien,
dood. In München moeder
en kind van twee.
In Maagdenburg kopte
de krant: zes stuks.
‘Verwarde Moslim op
Kerstmarkt bleek gestoord’
Mannheim, Afghaan steekt politieman dood,
er was een Islamitisch motief,
duh.
De asielzoeker die hier
veiligheid zocht
ging los in Aschachaffenburg,
doodde peuter.
Je hoopte op geen tweede Solingen, of
Berlijn, maar, in godsnaam, op verlichting,
Ingrediënten
250 gram tarwebloem
10 gram verse gist
1½ deciliter lauw water
25 gram zachte boter of
margarine
1 theelepel zout
2 eieren
2 eetlepels geraspte kaas
100 gram gekookte ham
100 gram salami
75 gram mozzarella
75 gram ricotta
Bereidingswijze
Stort de bloem in een kom, maak een kuiltje, brokkel de gist erin, roer die los met wat van het lauwe water, voeg dan de rest van het water toe, en na even kneden, ook het zout.
Kneed in ongeveer 15 minuten een soepel deeg, en laat dat een uur rijzen op een warme plaats, afgedekt met een vochtige theedoek.
Klop de eieren los in een kom, roer de in blokjes gesneden kaas, ham en salami erdoor met wat zout en peper en tenslotte de ricotta.
Druk en rol het deeg, op een met bloem bestoven (tegen het plakken) werkplek uit tot een plak van 30 centimeter. Verdeel het blokjesmengsel over deeg, en klap het deeg dubbel. Druk de randen goed aan. Vet een bakplaat in en schuif de Slof van Vesuvius in de voorverwarmde oven voor ongeveer 20 minuten op 230 graden.
Je kunt in plaats van Mozzarella ook jonge kaas nemen, en in plaats van ricotta Boursain, Paturain of een andere verse kaassoort.
***
In de nalatenschap van mijn moeder bevond zich een doosje papierwerk en boeken. Ik trof daarin alles, a l l e s (dat brak mijn hart wel, om alles zo bewaard te zien) wat ik haar gestuurd had per post: brieven, kaartjes, artikelen, gedichten, en dus ook het receptenboekje Men neme... dat Maria in 1988 had uitgegeven.
En daaruit mijn favoriete recept: 'Slof van de Vesuvius'.
waar ben je als de kus in de
lucht blijft hangen, als je
met je bootje een grillige schicht
door het kroos roeit?
wat droeg je toen tegen de
zon op je hoofd, een plastic tas?
en vloekte die collega van je
toen met de krachtterm ‘uien’?
wat beweegt je als je wandelt
met aangepast schoeisel
de pijn, de knak bij elke
stap voelbaar, waarom schrijf je
als de post niet bezorgd
wordt. wat doe je met je salaris
als het noodpakket op zolder
staat. wat ben je van plan
met de as van je moeder? was
je op weg naar de bar om
twee Goestings te halen,
toen zij vroeg om een energydrink?
en wat noteerde je nou op straat:
’hij had echt zo’n pedohoofd’?
dacht je aan die huisgenote,
die, op weg naar de wc, halverwege,
de riem van haar Levi’s 501
(de jaren negentig) al losmaakte?
de politie belde ’s nachts dat
je gestolen auto weer terecht was,
je wist van niks, je vroeg je af of dat zo gebleven was.
'Hij is weg
Hij is weg
Hij loopt gewoon weg
Hij loopt gewoon weg.
Gewoon weg
Weg.Hij komt terug
Hij komt terug
Daar is hij
Daar is hij weer
Hij is er weer.'
Hier lig je dan, net buiten
het dorp,
Henkie, er zijn hier geen
kastanjes
die ploffen op je graf, je
moeder
plaatste de raceauto, de eekhoorn.
Je aards bezoek hier toen was
tevergeefs,
was je nu drie dagen of
drie jaar hier?
Je ligt hier niet alleen,
links ligt Netty,
rechts Gerard met die scheefgezakte
pop,
en oudjes, met wie je niet spelen
kunt.
Ze hebben scheefgezakte
kruizen
en mos dat hun naam
onleesbaar maakt.
Het bruin plastic teiltje
achter je steen,
verweerd, dat heb ik ook, dat schept
een band.
Je wieg, Henkie, blijft voor
altijd je graf.
Er waren cellen aan het delen
en vermenigvuldigen geslagen,
des cels dus, maar in dit
specifieke geval liep het uit op
gewoeker, van de kwaadaardige
soort. Er kwam een arts
aan te pas en een ziekenhuis
alwaar een mes de deling
de pas afsneed. Daarna met
hechtingen en verband
weer de straat op. Vandaag werd je weer onthecht. Hup,
geheeld de straat weer op. Je
ging een museum in om
de boel te ontvluchten. De
suppoost zong, een aria, ofzo,
wat wist jij ervan, hoorde
hij de muziek via zijn oortje?
Jij ging verder. Je paste op
het huis van je nicht. Ze leek
op een stripfiguurtje met
haar kapsel, ketting, bril. Je was
laatst in het dorp waar je
opgroeide: het zei je niets:
de ouwe gebouwen die je kende
waren weg. ‘Deze pagina
bestaat niet’, viel je in. Je las een boek van je favoriete schrijver,
maar dan vertaald in het
Nederlands. Het sloeg finaal dood.
Je vroeg je af: hoe was dit
mogelijk? Het besef daalde in je.
Je moeder had aan je gevraagd:’
waren wij een goed gezin?’
Je wist dit en dat. Maar je
wilde je moeder niet teleurstellen,
Je wilde de illusie in stand
houden. Dus je zweeg.
Je gaf gas, het dorp weer
uit. Je was nergens aan gehecht.
Ze had, toen ze manisch was,
veel geld uitgegeven. Impulsief ook. Ze had bijvoorbeeld een voetbal gekocht,
met daarop alle handtekening van de jongens van het Eerste. En daar werd ze dan
weer depressief van, weggegooid geld. Je ging op bezoek bij Naam, en de
vloer was bezaaid met elpees, de hoezen en de binnenhoezen lagen overal. Je
begon met opruimen, waar moest je beginnen?
En dan had je ook nog Naam
die per se servetjes op de snelweg wilde gooien. Je kon hem met moeite
weerhouden van die actie.
En dan had je Naam,
die vroeger altijd, altijd ‘allways look on the bright side of life, floot.
Maar ze stapte er wel uit toen ze dertig was. En dan had je Naam, die de
gedachten niet meer uit zijn hoofd zetten kon. Later zag je nog een
documentaire op televisie over hem, tragisch ja. Er was geen goede afloop. Zijn motor had een
tijd bij jou in de schuur gestaan. En Naam, die de brandweer in zijn
huis kreeg omdat hij zijn gordijnen in de fik had gestoken, hij dacht dat dat
kunst was.
En dan was er Naam, wiens gewicht zo fluctueerde door de jaren: van graatmager tot dik, en weer terug. En gedoe met instanties en met z’n vrouw en met z’n ex. En zijn kinderen waren weer een apart hoofdstuk. De laatste keer dat je ‘m zag verplaatste hij zich in een scootmobiel. En had hij geen tanden meer.
Maar dat was in ieder geval nog beter dan Naam, die Naam doodstak tijdens psychose. Je miste haar al vier godvergeten decennia.
Collage van Maria Willems, in het kader van het project 'Februllage', (haha, vet leuke woordspeling).
Vandaag, 1 februari, was het thema: trees, bomen.
Misschien nog wel vermeldenswaard: bovenstaande collage is niet tot stand gekomen met zweet en tranen, maar wel met bloed. Bij het snijden in de illustraties, schoot het mesje in de wijsvinger van de linkerhand. Gelukkig was een pleister voldoende om het bloeden te stelpen en het is niet te zien op het papier.