En voor je
lagen eindeloze preienrijen.
Het onkruid
dat moest weg, vandaag.
En was je
aan het eind, of eigenlijk het begin,
want je
werkte achterwaarts, dan begon je weer
van
achteren af aan, je hand die stond in brand.
Je had ze
nog geplant of misschien wel gepoot,
er was een
onderscheid, je was het even kwijt.
Elk gat in
de grond, daar moest een zaailing in.
Ze stonden
krat op krat gestapeld op het erf al klaar.
De oogst,
tot slot, was weer een aanslag op je rug.
Met greep
of riek wipte je de preien uit hun bed.
Je plukte
blad eraf en sneed wat in het groen, op maat
voor in het
krat. Je handen kreeg je nooit meer schoon.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten