zaterdag 7 december 2013

De Kat van Kim Lan zwaait weer !

'De Kat van Kim Lan zwaait weer !' is een min of meer vervolggedicht van

http://michielvanhunenstijn.blogspot.nl/2013/05/de-kat-van-toko-kim-lan.html

Ineens, zonder aankondiging vooraf, liet u zich weer zien.
U was absent geweest, misschien wel langer dan een jaar.
Uw terugkeer was onverwachts, maar des te groter
was mijn blijdschap aan de andere zijde van de straat. 

Lichtgevend baken in het duister,
zetelt u daar autonoom, hoog achter de etalageruit.
Uw slaap is voorbij, uw gezwaai weer hervat,
eindeloos - voor u bestaat er geen dag of uur. 

Onder u de pannenset en boven u de lampion.
Een spotje licht u goud uit, blinkend bent u.
Omringd desondanks door wat prullaria - beeldjes,
goedbedoeld, maar etaleren is hier de sluitpost. 

Iemand heeft, de feestdagen weer in zicht,
de dagen worden donkerder, mist hangt in de straat,
besloten u weer tot leven te wekken.
Uw aanblik 's nachts voelde al gelijk weer vertrouwd. 

U heeft geen hart. Bij u gloeit daar de batterij en drijft
een asje een tandwiel aan. En het is daardoor dat u zwaait.
En u komt uit een kartonnen doos. Ik heb ze wel zien staan.
U bent van binnen leeg, toch dicht ik u een leven toe. 

Uw gezwaai verdrijft de grauwe ochtendsluier
en verwelkomt de zonsopgang.
U heeft een duidelijke plaats en een verleden.
Uw blik blijft onpeilbaar, toch weet ik hem op mij gericht.
 

maandag 2 december 2013

Er is geen leven na dit leven

Er is er geen leven na dit leven.
Net zo min als er weer een voorafje is na het toetje,
of weer een toetje na het dessert.
Of weer een likeur, voel 'm branden.
Nee, na het toetje komt de rekening -
en die moet betaald. En dan wacht de jas
bij de garderobe, en het donker buiten.
Pepermuntje mee als afscheid.
Hier werkt de hoogte van de fooi niet meer.
Het is over, het is voorbij. Het is niet te verteren. 

Het is zinloos door te rennen na de finish in het stadion.
De stopwatch wordt ingedrukt, de tijd wordt stil gezet.
het stadion is leeg, er is geen publiek meer, geen gejuich.
Er is geen nabeschouwing, er zijn geen
herhalingen - er is hoogstens blessuretijd. 

Er bestaat niet zoiets als een comeback.
De mus die je daar op het dak ziet zitten,
die valt dood in de volgende regel, let maar op.
PATS - daar ging je mus, het was zijn lot,
het was klassiek, het was voorspeld.
Er is geen leven na dit leven.

zondag 1 december 2013

Er klonk een viool door de nacht

Er verbleef een vreemde gast in het hotel.
Hij schuwde elk contact, sloot zijn deur,
ging de wereld uit de weg.
Hij dronk alleen maar wijn
en at alleen maar bittergarnituur.
 
Hij sliep terwijl het dag was
en zijn nacht was zijn dag.
Het was een flamboyant figuur,
hij was waarschijnlijk muzikant,
en hij was ook niet van hier. 

's Nachts was hij voortdurend aan de telefoon.
Je hoorde zijn gepraat de hele tijd.
Hij zei dat er een vrouw onder zijn douche stond,
en dat er een vrouw in zijn bed lag.
Maar er was geen vrouw: hij was alleen.
Hij was daar alleen met zijn viool.
Er was geen vrouw, het missen:
dat was de gevoelige snaar.

Hij wilde niet naar buiten
hij wilde niet vertrekken.
De wijnglazen lagen in scherven
tussen de restjes van het
bittergarnituur in de hoek geveegd.
En zijn deur die bleef op slot.

En daar klonk 's nachts weer die viool door het hotel,
de klanken kringelden door de gangen,
van de torenkamer tot het souterrain.
De viool sprak van liefde en verlaten, spijt, het oud verhaal,
en iedereen hoorde de weeklaag helemaal. 

Zijn vertrek kwam door platte pet en harde hand tot stand.
Hij werd samen met zijn viool buiten de stad gezet.
Maar nog jaren nadien kon men bij oostenwind
nog die viool horen klinken door de nacht.
 

Dichtende nachtportier zoekt werk - 32 uur

De nieuwe Horeca CAO bepaalt dat een nachtportier per week maar 19 uur mag werken. En ik werkte de afgelopen jaren 32 uur per week in de nacht. In Zutphen, in het IJsselhotel, in Zwolle, in Nunspeet en in Hotel Gilde in Deventer. Met plezier, want, al zeg ik het zelf, ik ben een goede nachtportier. En daarom is het jammer. Want hoe leuk nachtportieren ook is (je blust 'ns een brandje, je betrapt een insluiper, je verwisselt een bierfust, je ontmoet allerlei artiesten, je sust ruzies, je spreekt mensen van Kazachstan tot Zuid-Afrika, je feliciteert een vers bruidspaar, je dweilt de gangen, doet de afwas en verzorgt het ontbijt - en je ziet de zon opkomen) 19 uur per week levert te weinig salaris op.
 
Daarom zoek ik op termijn een andere baan. In de buurt van Deventer zou leuk zijn maar hoeft niet. 's Nachts mag, maar overdag werken is misschien ook wel weer 'ns leuk. En ook wel gezonder. Ik heb ervaring in, en affiniteit met, de gezondheidszorg (ouderen, psychiatrie, mensen met een verstandelijke beperking). En schrijven: columns, reportages, redactiewerk en interviewen blijft natuurlijk altijd leuk.

Meer weten? Geïnteresseerd in mijn cv,
of een interessante vacature tippen?

Mail me, ik stel dat erg op prijs:  a.m.van.hunenstijn@planet.nl 
 
                                                Bedankt 
                                     Michiel van Hunenstijn



 

woensdag 6 november 2013

Erik is dood

Ik ben al zo lang dood. De vezelige massa onderin mijn lege schedel,
ooit mijn hersenen, voelt aan als droge mest. Er tikken pissebedden
in mijn schedel. Ze houden me wakker. De maden waren me genegen,
voelden zich thuis, eet jongens, want dit is mijn lichaam.
Ik lig hier in dit ondiepe graf, het regent, ik word nat,
ik zie het blad verteren. Ik ben Erik. 

Van het begin herinner ik mij de teek. Ik was nog vers.
Hij hechtte zich erg aan mij. Val de teek niet te zwaar.
Neem het hem niet kwalijk. De teek is zoals wij: hij doet wat hij kan.
's Avonds en 's nachts houden de cicaden me wakker,
met hun oorverdovende geluid. Of zijn het misschien roestige fietsen,
ik kan het van hieraf niet goed zien. 

De slak is ongewerveld en is weekdier, glibbert en glijdt,
en is geen insect, maar past wel binnen het formaat.
Voer hen meloen, voer hen komkommer, en zij weten waar en wanneer.
Zij zien niet, maar zij weten, zij weten. En daar zijn zij naar op weg
met hun voelhorens. Ik voel ze langs mijn ellepijp, langs mijn heup,
de slakken, zij voelen, zij weten. 

Uit mijn knie groeit een pinksterbloem. Het staat wel vrolijk.
Maar het is tamelijk bizar. Vandaag was ik jarig geweest.
De spin hangt ondersteboven in zijn web, de wespen
zitten op de appeltaart, hoera. De mug is daar voor de kleine narcose.
Alleen de kever gaat gebukt onder zijn schild.
Maar ik ben dood, ik ben Erik, dood in de Wollewei.
 
 
Met dank aan Sam Gerrits, Menno Wigman en Spinvis

dinsdag 8 oktober 2013

Ballade van mijn vriendin die me belt dat ze later komt want...

Dag, met mij, ik kom wat later, ik heb de trein gemist.
Ja suf, ik zag 'm wegrijden toen ik het perron opliep.
En nu sta ik op een leeg station.
Ik kom la... wacht, ze roepen wat om
Wat? Oote... ja... vert...... sei.... vo...di...bla...en.
Lief, ik versta je slecht,
je kunt wel  vast gaan koken, ik sta hier nog wel even.
Alles staat hier vast, die trein is er nog niet.
Ze roepen weer wat om
Op p... dr... za... oote... boe...
Regent het bij jou ook zo?
Het striemt hier op de overkapping.
Nee, ik heb mijn boek en een krantje,
en m'n werk bij me natuurlijk.
Wacht, ik heb hier geen bereik (........)
En er is nog iets wat ik je zeggen  wil...
.......ik...zie..je... zo...
Liefje, ik hoor je niet meer, je bent weg.

Klaagzang van mijn neef die vertelt over zijn nieuwe buurt

Denk ik aan winteravonden op de Brink in Deventer,
dan ruik ik weer de koffiegeur van Ten Have,
die dan uit alle hoeken en stegen scheen te komen.
Maar hier ruik ik slechts de huismerkshag van de buurvrouw. 

Denk ik aan het Donkere Spaarne in Haarlem,
dan ruik ik weer de geur van Droste Cacao,
Maar hier ruik ik slechts het walmende vet
en de aangebrande pannen van de buurvrouw. 

Denk ik aan de Zijl in Leiderdorp,
dan ruik ik weer het teer van de scheepswerf
de verbrande houtkrullen en de touwfabriek.
Maar hier ruik ik de ongewassen luchtjes van de buurvrouw. 

Denk ik aan mijn hardlooprondje langs de Dijkhof- en Rijksstraatweg,
dan ruik ik door de sparren heen, weer de nasi- en bamilucht
van restaurant Nieuw Peking. Maar uit de keuken
van de buurvrouw walmt die eeuwig bedompte huisjeslucht.

dinsdag 1 oktober 2013

Een proza fietsgedichtje

voor Martin W.

Verleden week was ik aan het hardlopen over de dijk langs de IJssel, het laatste stuk, bijna weer thuis. Aan de overkant van de straat zie ik een figuur op een fiets naderen. Het silhouet, het postuur, herken ik: lang, mager, hoed. We kennen mekaar. We naderen elkaar. Maar de tegemoetkomer vervoert aan zijn rechterhand nog een andere fiets, die heeft hij vast bij het stuur. Zeker op weg naar de fietsenmaker. Ik zie de beperkingen die het brengen van een tegengroet voor hem met zich meebrengt, dus ik hou het bij een opgestoken hand. Maar dan. Hij laat het stuur van zijn fiets los, steekt zijn arm op en zwaait terug! Op dat moment reden er dus twee fietsen onbestuurd langs de IJssel.

 

Vorst en Volk ll

Ik heers snoeihard, ik heers alleen
Ik hef tol, ik eis, ik tref sancties,
ik sla erop, ik sta erop,
ik duld geen tegenspraak.
Ik luister niet, en zeker niet naar argumenten.
Ik ben een vorst in het diepst van mijn gedachten. 

Ik veeg van tafel, mijn wil is wet.
Ik ga naar het volgende punt.
En wie er voor mijn voeten loopt,
die krijgt een schop.
Ik ben een vorst in het diepst van mijn gedachten. 

Ik heers overdag, ik heers 's nachts,
ik heers keihard, lach of ik schiet,
lach of ik - wacht, ik schiet.
Ik ben een vorst in het diepst van mijn gedachten.

woensdag 25 september 2013

Vorst en Volk

Vorst en koets
vorst en feest
vorst en geld
vorst en vrouw 

vorst en vet
vorst en worst
vorst en pils
vorst en dom 

vorst en troon
vorst en galg
vorst en rad
vorst en graf
 

maandag 9 september 2013

Macht en Praal

Is het de macht van de nacht,
dat hij de hele wereld, nou ja, de halve eigenlijk,
op zwart zetten kan? En is dat zijn praal,
dat oneindige sterrengeblink? 

Is het de rivier, die machtige stroom,
die alles op zijn weg opstuwt en wast?
Drenkelingen wiegt, en op weg naar het nieuws huizen verwoest,
en die op zondag een spiegel voor de zwanen is?

Is het de vrouw, haar heupengedraai,
het borstengepronk, de buik- en billenpracht.
Dat ze zwaait met d'r haar, blikt met haar ogen.
De lipjes netjes gevouwen, geheimpje, niemand zeggen. 

Is het de macht van de metastase,
die dappere eigenwijze cel, die naar
verboden plaatsen gaat. Is het de praal
van die dansende delende cel? 

Is het de macht van het doek
die de mensen in de rij laat staan.
De magistrale toets, de fraaie streek,
de mystieke ervaring, tot tranen geroerd? 

Is het de macht van de dood, de lange stoet
is het de praal van de bloemen op het graf
de ziel van de vlinder naast de Bob de Bouwerballon?
Zijn het de wormen, is het de macht van de lokkende eeuwigheid?

maandag 26 augustus 2013

De stadsdichter en zijn stadshart

voor en over Herman - bij een optreden op de kruising van de Spijkerboorsteeg en de Grote Overstraat in Deventer

De stadsdichter zou voorlezen in het stadshart:
twee stegen die elkaar kruisten, het was een dorpse stad.
Er was geen microfoon, alleen een tafel met een bosje rozen
tussen de brasserie en de winkels in confectie,
het was een poëtische entourage, de menigte dromde samen.
De camera's flitsten, een stilte daalde neer over de stad.
 
De dichter las zijn gedicht niet een, niet twee, maar wel zes keer voor.
Telkens weer dat applaus en dat encore, en de dichter ging weer door.
Kerels als bomen, echt wel wat gewend, hielden zich wankel groot
en vielen stil. Vrouwen wierpen de dichter hun blikken toe, steels
zoals dat hoort. En had ook al niet een maagd zich aangeboden?
De stadswachten, breed en twee in getal, zorgden voor de goede orde. 
 
Het optreden liep op z'n eind, de dichter kreeg bij zijn vertrek
gezelschap van een voorganger met witte benen:
een echte dichter, die is immers ongezond.
Ze zeiden dag en zeiden dat er nog gewerkt moest worden.
Op het Grote Kerkhof werd er in de kroegen
al met groot ongeduld op hun komst gewacht.

 

maandag 12 augustus 2013

Een dagje op het strand

Je was een dagje op het strand geweest. Het zat erop, je ging weer weg.
Pakte je spullen bij mekaar, klopte het zand eraf en keek het stuiven na.
Het was avond. De dag was voorbij en jij keek terug.
Er was alleen maar zand. Er was alleen maar zee. Het was genoeg.
Het was ochtend en al vroeg heet. Het strand, daar kwam een meisje aan.
Ze liep langs de vloedlijn, haar ogen al wandelend gericht in haar boek.
Verwacht je niet, brevieren op het strand. En ook niet die non van verderop.
In haar habijt, kruis om haar nek, kapje om haar hoofd, vol ornaat.
Op haar klapstoel, met in haar hand een opvoedboek,
ze bleek leidster van een groep. Zit daar totaal op haar gemak.
Boeken op het strand was het helemaal dit jaar, leek wel,
de jongen verderop, die was in dinosauriërs verdiept.
En er was natuurlijk je eigen boek. Je was nu toch al op de helft.
Het boek knarste van het zand en zout maar las wel lekker weg.
Je was toch wat bezorgd: het was de laatste van je vakantiestapel.
Bij de souvenirkiosk trok een jongetje aan de jurk van z'n moeder,
zij trok gelijk verschrikt terug: het was een straplessjurk.
En daar loopt, volledig wit geschminkt met zonnebrand,
je buurjongetje, petje op, zoontje van bezorgde ouders.
Een dagje op het strand, je bent bruin, je bent verbrand. 
 
Ginds zie je de vuurtoren met daarnaast het paviljoen.
We aten daar een dame blanche en een pêche melba.
Je keek daar van die klif zo loodrecht in de zee.
Je deinsde wat terug, hier was ooit iemand doodgevallen.
De terugblik op vandaag vermengde zich met
herinneringen van vroeger, het onderscheid werd vaag.
Je denkt aan het ritje met je nichtje vroeger op die tandem.
Jullie kregen ruzie op dat schelpenpad, boos liep ze weg.
Elke avond reed er toen een geluidswagen door het dorp.
Het circus kwam langs, dat liet men weten. En er was muziek.
De bonte tenten en de wagens had je al zien staan.
En 's avonds was er altijd dat blaasorkest in de winkelstraat.
Ze hielden nooit op, er waren lichtjes, en toch moest je naar bed.
 
Het lijkt zo enkel een strand en het lijkt daar gewoon een zee,
maar je bent op dit eiland. Je voelt het vergrootglas op de kaart.
Het eiland, nu je het zo ziet: die kindertreinen, die kermissen,
die ijscokarren, die poppenkastspelers, die draaimolens -
je dacht: nog een trampoline erbij en het eiland zou zinken. 

Je fietste met je ouders naar de plekken die zij wilden bezoeken.
Hier kweekten ze oesters, daar  kweekten ze mosselen,
en ook droogden ze hier zout. Je vond dat het stonk.
Je ging nog met een bootje mee. Je zag het strand ver weg.
Nu was je zelf zo'n stipje aan de horizon.
's Avonds aten ze mosselen en vis bij de haven.
Jij dronk cola, je vond dat het er stonk. 

Je had hier vandaag gewandeld, langs de vloedlijn
en weer terug. Je hebt de laatste eer bewezen aan een levenloze
aangespoelde kwal. Je gaf hem een grafsteen versierd met wat wier.
Je liep op blote voeten en dus werd je door zandvlooien besprongen.
Stel, je komt als zandvlo ter wereld. Dan is dat je leven
en je lol: tegen blote voeten springen 's avonds op het strand.
Elke voetafdruk vulde zich nu met het water van de zonsondergang.
Daar ligt nog steeds dezelfde vrouw als vanochtend, je bent bezorgd,
ze lijkt niet van haar plek geweest, de vloed likt al aan haar tenen.
 
De vloed die gaat, de eb die komt,
je herkent de boel haast niet meer terug.
Het water was blauw, werd groen en uiteindelijk grijs.
Er hangt onweer in de lucht. De horizon bleef strak,
en werd daar precies door de bliksem geraakt.
De strandwacht verruilde de oranje vlag
voor de rode. Er was gevaar. De zee ging dicht.
Je bent een dagje op het strand geweest.

maandag 5 augustus 2013

Zetellift in augustus

Je had de kabelbaan al overdag gezien,
je hoorde het gelach van de toeristen
als hun voeten het gebladerte raakte.
's Avonds zag je de stoeltjes stil hangen aan de draad,
soms bewoog de wind ze en piepte de katrol.
Die kabelbaan, waar ging die heen, het dal in en weer terug?
Je volgde de kabel door de weides terug de heuvel op.
 
Het keerpunt lag in het bos en dus in het duister.
Daar bevond zich ook dat ronddraaimechaniek
Men ging hier het licht weer tegemoet en zoefde
over druivenranken en de minigolf weer
terug naar het begin, de vaste grond, de overkant.
 
Acht meter hoog zweeft men daar over de wegen,
en de levens van de anderen. Men is omgord,
dat is verplicht. Bij storing de zetel niet verlaten.
De diepte wacht hier tussen hemel en de aarde,
men is slechts gezekerd met een dunne haak. 

De landingsplek, en tevens het begin, heet Genua en is een restaurant.
Je bleek te vroeg, men ging pas over twee uur open.
De uitbaatster rookt en heeft twee honden. Ze heeft ze amper in bedwang.
De ene valse schampt je been, de ander roept ze terug.
Dan noemt ze tijd en prijs en dooft haar sigaret.
 
Je ziet de route loodrecht lopen door het dal. Je voelt een koude wind.
Bij de opstapplek, een kruis, zie je de dodemansknop felrood kleuren.
Je wilt hier weg, je hakkelt, je groet en belooft iets vaags.
Je draait je om, en je hoort, als was het een dreigement,
de stem van de uitbaatster: tot straks...

maandag 1 juli 2013

Je zocht je jeugdvriend op het internet

(Voor H. de V.)

Je zocht je jeugdvriend op het internet
maar Google vond hem niet.
Dan is hij zeker vroeggestorven
door ziekte of door ongeluk.
Dan is van zijn streven niets gekomen,
dan vond hij vast een vroegtijdig graf. 

Dan is hij geen begenadigd gitarist,
speelt hij niet alleen of in een bandje
(hij was zoveel van plan)
En is geen leerkracht op een leuke school.
En leidt hij niet een gelukkig bestaan
met zijn kind en met zijn vrouw. 

Misschien had hij te vroeg gepiekt,
en was er verder niets te gaan.
Misschien is het maar beter zo, je klampt je
aan die rare redenering vast.
Wie weet was hij anders zo'n waanzinnige geworden,
die hardop pratend door het centrum gaat,
die in vuilnisbakken graait en
codes leest in nummerborden. 

Of was hij misschien zo'n straatartiest
met het bekende gehaaste repertoire.
Beetje vals door die ene missende snaar.
De handen vies, de stem schor van tabak. 

Misschien is hem, je gunt het hem,
veel bespaard gebleven: een scheiding,
een failliet, het slechte pad - je somt wat op.
Maar hoe dan ook, je jeugdvriend ben je kwijt.

woensdag 19 juni 2013

Opwaaiende Zomerjurk

Voor het opwaaien van
een zomerjurk is nodig
een jurk en een zwoel briesje. 

Voor het opwaaien van
een zomerjurk is nodig,
een zomerbriesje en een meisje dat
bereid is om verrast te schrikken. 

En een jongen die dit ziet.
Dat meisje en haar zomerjurk
die opwaait. En verder niets.

maandag 17 juni 2013

Veenstra's Nougat Montelimar

De kraam is gesloten
maar niet helemaal dicht:
door een kier schijnt nog wat licht.
Het park is stil, laatste pleisterplaats
voor de spooronderdoorgang, de stad uit.
Weg van de kermis en het gedruis.
De luifel is neer, de luiken worden gesloten.
Daarachter de nougat en de kaneelstok.
Het licht gaat uit, het zoet is hier stil.
De BTW wordt geteld. Het is genoeg.
De regen valt gestaag. Klaar voor vertrek.
Er is geen rust, morgen wacht Enkhuizen

maandag 3 juni 2013

Platte poëzie - een 'bijna ready made'

 'Op de poëzie van Ida Gerhardt,
(1905-1997) valt nog wel wat af te dingen.'
Classicus, dichter en criticus
Piet Gerbrandy, wilde het toch maar
eens gezegd hebben.
Op verzoek van het Ida Gerhardt Genootschap
hield hij een lezing.
Gebrandy bleek zo weinig geporteerd
van het werk van de nog altijd zeer geliefde,
en veelgelezen dichteres,
dat hij door zijn gehoor bijna gelyncht werd.
 
'Hoe vaker ik haar bundel "Het Veerhuis" las,
hoe agressiever ik werd'.  Aldus Piet Gerbrandy.
'Het is zelfingenomen, platte poëzie
van iemand die vervuld is van haar talent,
en daar de hele tijd over praat, zonder dat
verder uit die bundel dat talent blijkt.'
 
'Literatuur gaat over wat het betekent om
de menselijke existentie te verduren.
En daar zit het probleem:
Gerhardt ontloopt de existentiële problemen,
door het alleen te hebben
over het feit dat ze in staat is over
die existentiële dingen te praten,
wat ze vervolgens niet doet!'
 

De originele tekst stond in Trouw Letter & Geest 1 juni 2013:

Platte poëzie

ALLY SMID − 01/06/13, 00:00

Classicus, dichter en criticus Piet Gerbrandy wilde het toch maar eens gezegd hebben. Op de poëzie van Ida Gerhardt valt wel wat af te dingen. Afgelopen najaar hield hij op verzoek van het Ida Gerhardt Genootschap een lezing die nu is afgedrukt in het jongste nummer van Schriftuur, het blad van de club. Gerbrandy bleek zo weinig geporteerd van het werk van de nog altijd zeer geliefde en veelgelezen dichteres Gerhardt (1905-1997) dat zijn gehoor hem bijna te na kwam. "Ik werd bijna gelyncht", aldus Gerbrandy. In het VPRO-radioprogramma 'Brands met Boeken' deed hij er vorige week nog een schepje bovenop: "Hoe vaker ik haar bundel 'Het veerhuis' las, hoe agressiever ik werd. Het is zelfingenomen platte poëzie, van iemand die vervuld is van haar talent en daar de hele tijd over praat zonder dat verder uit die bundel dat talent ook blijkt. Literatuur gaat over wat het betekent om de menselijke existentie te verduren en daar zit het probleem: Gerhardt ontloopt de existentiële problemen door het alleen maar te hebben over het feit dat ze in staat is over die existentiële dingen te praten, wat ze vervolgens niet doet!"

 

woensdag 22 mei 2013

Het kanaal

Het kanaal is enkel recht,
heeft geen begin en ook geen eind.
Loodrecht de beschoeiing,
peilloos en donker het water. 

Je fietste langs dat gestrekt kanaal,
jaar na jaar naar school.
Je kende de heen- en terugweg:
het kanaal heeft geen begin of eind. 

De wind blaast over het vlakte.
Je buigt je krom over het stuur
De populieren bieden geen beschutting.
Het water ruikt naar dode vis. 

Het veen trekt en zuigt.
Het land zakt langzaam weg.
Je ruikt de carboleum van de dukdalf,
die ene keer dat de zon erop schijnt. 

De brugwachter laat de bomen neer.
De boot trekt een tijdelijk spoor.
Je hoort het geklots en gekabbel
Je wacht, het leven trekt voorbij.

zondag 19 mei 2013

De Kat van Toko Kim Lan

Ik zie U elke nacht,
Gij zetelt aan de andere zijde,
slechts gescheiden door straat
en twee maal vensterglas.
's Nachts wenkt U mij,
baken in de eeuwige duisternis
tussen de shampoo, de waaiers en de mie. 

Uw troon is hoog achter de etalageruit,
boven de potjes met het vreemde etiket.
U glimt en glinstert in het duister.
Open ik  het gordijn omdat ik u dan zoek,
dan wenkt u, verheven boven het daagse van
de vijzel en de kommetjes en al het bamboespul
en de reclame voor goedkoop bellen naar Somaliland. 

Kat van Kim Lan, van schemer tot
het zwartst van de nacht,
Uw wenken begeleidde me al die tijden.
Nu bent U verstild, uw arm verstard,
Bent u nu zelf uitgezwaaid? 

Uw blik boort zich naar de overkant
ik voel hem star op mij gericht,
is het een verwijt, heb ik iets nagelaten,
had ik wellicht moeten oversteken?
Is het uw tijd die gekomen is,
of, ik schrik, misschien de mijne?

woensdag 24 april 2013

'k Ben dichter, maar zit nu zonder Corrie - bij het afscheid van Corrie Folkersma

'k Ben dichter, maar zit nu zonder Corrie.
Zij gaat met pensioen en laat mij het ongewis
wat weet een dichter nou van wat praktisch is?
Zeg je Corrie, dan zie je de Deventer poëzie.  

Wie maakt nu de afspraken, wie enthousiasmeert?
Wie schenkt nu de wijn, de boekenbon en de Deventer Koek?
Wie onthaalt nu de artiesten, wie zwaait uit het cultureel bezoek?
Wie schrijft, wie mailt, wie is gastvrij en wie fotokopieert? 

'k Ben dichter, maar zit nu zonder Corrie.
Het is een gemis en het is enkel de dorst die rest
Men zegt: iedereen is vervangbaar, het zal best.
Men zegt, don't worry, maar ik zit nu mooi zonder Corrie. 

Ik schrijf thuis mijn vers en lees het bij La Perla voor.
Eén stoel blijft dwingend leeg: Corrie was here
Ik denk grimmig waar doe ik het nu allemaal voor?
En ik vul de leegte met bitter gelach en dito bier.



Corrie Folkersma was, behalve bibliotheekmedewerker, de drijvende kracht achter het Deventer Dichterscafe, en ze ging met pensioen. Vandaar dit afscheidsgedicht.

Poesjkin 'niet je ziel moet zuiver zijn, maar je stijl'

Georges D'Anthès, ongelooflijke lul, klootzak dat je bent!
Wat moest je nou met dat pistool, sodomiet!
Heb je nou je zin, bedwants, met je snorretje.
Wilde je door dat duel zo je plekje in de geschiedenis?
Je hebt de zon van Rusland gedoofd, je hebt,
de buurman van God naar God geschoten,
en en passant, Neerlands blazoen besmeurd.
 
Poesjkin je bent dood. Maar Poesjkin, je leeft!
Poesjkin! Op die camping ergens diep in Frankrijk,
luisterde ik, drie cd-lig lang, naar je Jevgeni Onegin.
En, ook al kende  ik de tekst, en wist ik wat ging komen,
toch liet ik een traan bij het eind - het lot, het verdriet,
tjak, rechtstreeks naar mijn hart, onontkoombaar.
Want ook ik was ooit een Jevgeni en ook ik had ooit
een Tatjana lief - en heb haar natuurlijk verloren. 

En heb ik het van jou, 'hoe dichter bij de hemel, hoe kouder'?
het paste gelijk zo. Het zat als gegoten, ondanks
dat je zo ver weg was in afstand en tijd.
Poesjkin, mijn enige ingezonden brief in het NRC, ooit,
betrof jou, en je verwisseling met Czar Poetin, godbetert!
Maar Alexander, ik heb het voor je opgenomen
en rechtgezet. Graag gedaan, en we schrijven!

Verzetslaan 4 mei Dodenherdenking -

De stadse ruimte - een waterspiegel aan het stille plein.
Iedereen is er nu, je wordt herdacht - gedachten dwalen af.
Je had je je toekomst misschien anders voorgesteld.
Iets met vrouw en kind en een betrekking voor het leven.
Maar je geest moest waaien, en die waait hier nu nog:
Je was dwars, je bood verzet, waarvoor dank,
Je bent er niet meer, maar je naam is hier nu in brons.
Het verlies van jou, dat gaat nooit verloren.
Het grint knerpt, die bloemen zijn voor jou.

Het monument, een muur, drie bankjes en een plantenbak
het ontwerp, dat was echt niet jouw ding.
Maar de meerkoeten zo dichtbij, daar hield je wel van.
En dat het licht zo mooi weerkaatst op het water,
ook al zit er vandaag een rouwrandje aan.
 
De tekst 'Heer, help mijn land, ik kom wel terecht',
dat was ook niet jouw tekst. Maar je wist wel:
verzet begint niet met grote woorden.
Jij was meer van het doen.
Jij was dwars, je bood verzet, waarvoor dank.
Het leven hier hervat zijn gang, de stilte gonst nog na.
Bekenden groeten mekaar. Jammer dat jij er niet bij kunt zijn.
Dan hadden we kunnen afspreken: bedankt, tot volgend jaar.

 

donderdag 4 april 2013

Vier Mei - berijmde versie

De stadse ruimte - een waterspiegel en het stille plein.
Iedereen is er nu, je wordt herdacht - gedachten dwalen af
Er was oorlog, maar je bood verzet, je dacht niet aan het graf.
Je naam is in brons. Het grint knerpt, die krans zal wel voor jou zijn. 

Het monument, een muur, drie bankjes en rechts een afvalbak
een trapje naar omlaag, de oever strak en recht
Daar de tekst  'Heer, help mijn land, ik kom wel terecht'.
Er trekt een huiver door je heen, je wist dat er iets ontbrak. 

Het leven hervat zijn gang, de stilte gonst nog in je oren.
Je groet een bekende, de namen willen maar niet uit je hoofd.
Je kijkt nog achterom, je spreekt af tot volgend jaar, beloofd.
Dit verlies hier, je weet het zeker, dat gaat niet verloren.