We wilden de jaarlijkse kunstroute Open Stal in het Friese dorp Oldeberkoop bezoeken. Niet zomaar een kunstroute, maar de oudste van Nederland, sinds 1971 kan hier al langs kunst gewandeld worden, dit jaar is dus de 54ste editie. Maar wij waren hier nog nooit geweest, dus we hadden een B&B geboekt in Fochteloo om ons debuut te maken.
En dan denk je, terwijl je op de kaart kijkt, zo’n lintdorp, van geringe lengte, wat kan daar nou te zien of te doen zijn? En dan blijkt je B&B de buurman te zijn van het Centrum voor prentkunst. Je had het adres al wel gezien op internet, ergens, maar je had je je er nog niet echt een voorstelling van kunnen maken, een kamertje met zes of zeven vitrines misschien? Niet iets waar je heen zou gaan. Je liep de hoek om, richting de kantine van de voetbalclub, waarschijnlijk hadden ze daar dan een kamertje achter, dacht je, terwijl je de kleedkamer scheidsrechter passeerde. Er zaten wat mensen buiten, je zei dat je voor het prentenkabinet kwam, ze wezen naar een deur, je was welkom.
Maar wat er toen gebeurde.
Je ging de deur binnen en je bevond je in een ruimte die haast uit elkaar spatte van de hoeveelheid prenten. Wat was dit? Had iedere kunstenaar in Nederland zijn prenten hier naartoe gestuurd? Kon hier nog een prent bij eigenlijk, of was het eigenlijk al overvol? Dit was het archief. Dit was geen tentoonstellingsruimte, maar hier lagen de maaksels opgeslagen. Tot het plafond. De hele kast vol. Rij, na rij, kast na kast. En elke kast was gevuld met dozen en ordners. Er waren kleine dozen, maar ook dozen op A1 formaat, men was hier ruimhartig, alles was welkom. Men borg het hier op, men archiveerde het hier, met een vochtigheidsmeter erbij en een temperatuurmeter. Het was erg warm binnen. Er kon geen prent meer bij, dacht je, als je je zo zijlings bewoog door de paden.
Wat een schatkamer was dit, dacht je. En waarom weet niemand dit, dacht je. Jullie waren de enige bezoekers. En waarom had dit museum niet meer vierkante meters? Wan zo zag toch niemand wat hier allemaal aan waardevols ligt? Hoeveel druksels waren er hier wel niet, duizenden en duizenden. Je opende een doos en legde behoedzaam het vloeipapier aan de kant en bekeek de print, je legde het vloeipapier behoedzaam aan de kant en bekeek de volgende print. Je had nog ontelbaar dozen te gaan. Je kocht bij je vertrek nog een cd, De Sneeuwstorm, waarop het werk van Alekandr Poesjkin werd vertolkt door Hans Boland en Oleg Lysenko.
Op het voetbalveld naast het Centrum voor Prentkunst, foerageerden twee ooievaars.
Daarna ging je naar de andere buren van de B&B, de begraafplaats. De schelpenpaden knarsten onder je schoenen. Dit was de Nieuwe Begraafplaats. Je zag toch veel graven van mensen die jonger waren dan jij. Aan de rand van de begraafplaats groeiden bramen, je plukte een paar rijpe, maar je aarzelde toch even voordat je ze in je mond stopte: ze zullen op deze dodenakker toch niet anders smaken?
Bij de overburen, de Oude Begraafplaats noteerde je van een grafsteen:
Ik was een bloem van korte
jaren
Ik werd afgeplukt van
hogerplant
Moest sterven ’t leven
Van ons daarboven
Dan ben ik zalig in Gods
hand
(Tsja, het is wel is de ik-vorm geschreven, maar niet door ik die hier ligt)
Op deze Oude begraafplaats, net naast de Klokkenstoel, met daarin hangende twee klokken, had ik mijn pen etui op het bankje laten liggen. Grote schrik. De dag erna vond ik het er nog onaangeroerd. Dus bedankt, stille vrienden, voor het waken.
(Maar even tussendoor: op weg naar Oldeberkoop geraakten we in Apelscha waar ik in een winkel voor tweedehands kleding, een poloshirt kocht voor 2 euro, nou ja zeg, het voordeel van de armoede. Daarna stonden twee uitkijktorens op ons programma, eentje betaald, De Bosbergtoren, 2,50 euro, en de andere gratis, genaamd De Zeven, en die toren heet zo omdat – genoeg klets, op naar Open Stal, daar zijn we hier voor).
Wel ‘ns ademloos naar een walvis gekeken die van links naar rechts hoog boven in de stal zwom? Ik wel. En ik wist niet wat ik zag. Wat, zwemt daar nou, een walvis door de nok van de stal? En daarna zag ik een ree. Een nieuwgierig ogende, want ze hebben van die ogen, ree. Ze kwam steeds dichterbij. En daar had je heel hoog boven in de stal een roodborstje. En daar was een ontkiemend plantje dat zijn weg zocht. En daar was een vrouw, uit de jaren veertig denk ik, lange rok, en daar was een man, ook jaren veertig, en ze gingen dansen, samen, en het was zo elegant en fijn.
Dus we hadden een walvis. We hadden een ree. We hadden een plantje. We hadden een roodborstje en we hadden een dansend koppel. In de stal van Boerderij Hof, Oosterwoldseweg 35 in Oldeberkoop. En waar kwamen ineens die rillingen over mijn rug vandaan? Dit had ik hier niet verwacht. (Heb ik de rest van de dag die overzwemmende walvis in mijn hoofd).
Open Stal heeft 21 locaties, en daarmee is je middag dik gevuld. En zowat het hele dorp doet mee. De kerk, de school, de bakker, het Business Centre, het hotel, het park en de fabriek, er is geen ontkomen aan de kunst. En dan zijn er nog wat gedichten ook. (En vlinders, en vogels, en kikkers, en kippen en krekels en koeien en geiten).
Bij locatie nummer #18, van kunstenaar Majke Lüthi, kon de bezoeker een ansichtkaart schrijven die daar klaar lagen, van Zwitserse steden, en daar ophangen. Ik pakte een ansicht, van Luzern, ik ben daar nooit geweest, en schreef een kaartje aan mijn moeder. En ook al kun je het niet lezen: dag mam, liefs, Michiel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten