dinsdag 29 oktober 2024

Eeuwigheid, hier komt mijn moeder aan

                  Voor mijn lieve moeder

     11 februari 1934  -  29 oktober 2024 


Eeuwigheid hier komt mijn moeder aan, wacht
even, heb geduld, wees aardig voor haar.
Ze is nieuw hier, kent de weg niet, help haar.
Haar tred is wankel, ondersteun haar, toe.

Eeuwigheid, wees hoffelijk, wees beleefd.
Mijn moeder is oud, broos en nu ook dood.
Ze sprak zinnen die dwarrelden als sneeuw.
Vrolijk strooigoed, confetti van woorden.

Dood, wees aardig tegen deze dame
die mijn moeder is. Want ik ben haar zoon.
Spreek wat Frans met haar, citeer een gedicht.
Haar geest vervliegt. Zij is, maar niet meer hier.

Dood, vraag haar over vroeger en moeder,
haar dochter, stil en koud van even zeven
maanden, en breng haar weer tot leven.
God, geef haar tijd om dat weer in te halen.

Dood, zij eindigt hier bij jou voor eeuwig.
En ik blijf achter, levenslang haar zoon.
Verlicht haar nog heel even voor ze in de nacht
verdwijnt, en dek haar zachtjes toe met vroeger.

                                

                                           

zaterdag 26 oktober 2024

Het donker reed in de Saab van je vader

Het donker reed in de Saab van je vader, maar wacht,
hij zat zelf achter het stuur van de rode, inmiddels classic 96.
En zijn vrouw, mijn moeder, zat naast hem, allebei de gordel om,
drie-punts, wat kan hen gebeuren? Toen ze voor je huis stopten,
draaiden ze het raampje met de hand naar beneden,
ze lachten en wenkten. Net toen je ze tegemoet
wilde lopen, reden ze weg en lieten je achter.

Het donker rijdt niet in de Saab van je vader,
en je moeder, zijn vrouw dus, zit niet naast hem.
En het donker rijdt niet in een tweetakt,
en zeker nu niet, wat haal je je in je hoofd jongen,
wat beeld je je in. Je vroeg je af waar hij heen reed,
of vond hij zelf eerder dat hij ergens vandaan ging?
Je keek de achterlichten na, de rode puntjes gloeiden
in je ogen. Hij was hier niet, hij was hier niet thuis.

 

woensdag 23 oktober 2024

Kennis der clichés

Van de week bezocht ik een tentoonstelling, kunst.
En ik liep haast gelijk weer naar buiten, niet vanwege
de schilderijen en objecten, maar vanwege de bordjes.
Eigenlijk begon het al bij het eerste bordje: het schilderij
was geen schilderij, maar een ode. En ik weet niet hoe
het zit met andere liefhebbers, maar dat iets als een ode
wordt omschreven, of een ode is, dat heb ik de afgelopen
jaren net te vaak gelezen. Bedenk ‘ns wat eigens, schrijf
niet andermans teksten over. De ander bordjes waren niet
veel beter. Daar was weer een kunstenaar die het spanningsveld
onderzocht tussen dit en dat. En daar was een kunstenaar
die iets verkende of verkend had, en daar iemand die reflecteerde,
en de kunstenaar die bezig was met verbindingen en identiteiten
was natuurlijk ook aanwezig. Ook was er een die structuren
wilde blootleggen en vervolgens aan de kaak wilde stellen
(of net andersom, het begon me inmiddels te duizelen)
En elders werd er strijd geleverd, of een verhaal verteld,
of misschien wel beide, en daar benadrukte een kunstenaar
de gelaagdheid in zijn werk. Ik zocht het bordje: uitgang.

zaterdag 19 oktober 2024

De dag kan komen - en weg was de poëzie

In 1987 bezocht ik de Nacht van de Poëzie, het was mijn debuut als bezoeker, ik wist dus niet wat ik verwachten kon, behalve dat het erg laat ging worden, dus hadden we een hotel geboekt, waar we na afloop konden bijkomen van deze overdosis poëzie. Het is al lang geleden, ik weet niet meer wie ik allemaal zag optreden toen. Door internet weet ik dat de betreurde Robert Anker en de veel te jong overleden Nico Slothouwer, er ook lazen – ik heb ze vast gezien en gehoord, maar weet er niets meer van.

Het optreden van Tom Lanoye, toen nog een erg tengere verschijning, staat me nog wel bij. Hij moedigde het publiek aan om als ze een gedicht slecht vonden te juichen, en als ze het niet goed vonden, te klappen. Ik vond dat wel leuk, maar helaas vond een wat zuur gedeelte van het publiek dat niet, en dus applaudisseerden ze hem van het podium af. En de legende Annie M. G. Schmidt las haar gedichten: met een loupe op haar bril gemonteerd, anders zag ze het niet. 

Maar nu, Nacht van de Poëzie editie 2024. Ramsey Nasr trad onder andere op. En hij besloot zijn optreden met zijn gedicht ‘De dag kan komen’, dat hij in 2019 had geschreven voor het 75-jarig bestaan van zijn uitgeverij De Bezige Bij.

De Bezige Bij is in de Tweede Wereld Oorlog begonnen als daad van verzet: met hun uitgaven wilden ze geld ophalen om Joodse kinderen door de oorlog te helpen.

De dag kan komen’ is een mooi gedicht van Ramsey Nasr, en het gedicht gaat ook een mooie dialoog aan met het gedicht ‘Het lied der achttien dooden’ van Jan Campert, (idd, de vader van), erg verbindend.

Helaas kwam er een flinke smet op het gedicht toen Nasr het voordroeg. Of eigenlijk net daarna. Want wat gebeurde er? Nadat de laatste woorden van het gedicht geklonken hadden, nam Nasr een slokje water, je bent acteur of je bent het niet, keek dramatisch de zaal in, en sprak:

'Er is geen nacht oneindig en geen stilte stil – ‘lang leve Palestina’, dankuwel.

En weg was de poëzie.

donderdag 17 oktober 2024

Bij de dood van

Tsja, zo sta, of in jouw geval: lig
je dan op je laatste foto’s, met
je, o, beginnersfout, amateur,
ogen dicht. En je had wel ‘ns
in de spiegel mogen kijken
voor dit moment, want echt:
je ziet er niet uit, vieze haren,
dacht je dat je in vrede zou gaan?

Wat ging er door je heen?
Waar zat je met je hoofd? Er zit
een gat in je schedel. En je mond
staat open. Staat nogal dom. Is
een dingetje, moet je op letten.
En man, je kleding, al dat stof,
dat gruis, dat vuil: je ziet er niet uit.
Je weet toch: zo beland je in de media,
wat moet je moeder wel niet denken?

Was je je wel ‘ns? Er zit bloed,
heel veel bloed, aan je handen,
ik bedoel hand: waar is je andere?
Hoe wil je herinnerd worden? Zo?
Creperend in een fauteuil, met enkel
een drone als belangstellende
voor je laatste adem en stuipen.
Dude, echt, wat was je denkende?

 

 

zaterdag 12 oktober 2024

Gondelvaart

We begrepen dat we de stad niet via de juiste looproute betraden.
We hadden linksaf gemoeten, toen we het station verlieten. En wij
gingen rechtdoor. Zuinigheid en fantasieloosheid van de Gemeente,
tsja, hadden ze maar die saaie brug attractief moeten maken,
met kunst, met beelden, met iets waar mijn voeten heen zouden
willen. Nu kwamen we uit bij het daagse territorium van de burger,
bij de Dirk/Plus/Jumbo, de wietwalm van de coffeeshop,
de parkeergarage, de hangplek van ‘de rugzakjes’,
niet echt plekken die je als de stad in de etalage zet.

Je keerde op je schreden terug, en passeerde nu het theater,
rechtdoor naar Het Plein, waar de bedwelmende frituurdampen
van de Mac (waar eerst de boekwinkel zat, o, de tijden, ze veranderen) je de adem benemen.

Je had een kabelbaan in gedachten, van hier, tot over de rivier.
In cabines, en dan zo’n veertig meter hoog, traag
over binnenstad, spoor, brug, rivier, weer naar beneden.
Je visualiseerde jezelf al in zo’n glazen kistje, afgesloten,
bungelend aan een draad: de vaste grond ver beneden.
Die nietigheid van alles, niet alleen van alles daar diep beneden,
drong zich verstikkend op, je verstarde tot en met. En de tijd
leek hierboven tergend traag te gaan. Je leefde even compleet
in de breedte. Je knokkels werden wit, je hartslag versnelde
en je voelde je temperatuur ongemakkelijk stijgen, je deed
je ogen dicht en probeerde niet in het hier en in het nu te zijn.

Vanochtend had je thuis, in de wc-pot, de staart van een rat
zien wegglippen, onderwater, terug het riool in. Je deed het
deksel dicht en verzwaarde het deksel met een zak cement.
Dit kwam nu slecht uit, je had je huis, en dat van de buren,
net verhuurd. Je vond jezelf onverantwoordelijk. Je hoorde
steeds die ‘splash’ van die rat in je hoofd, terwijl je hoog boven
de rivier zweefde. Hoe moest dat nu verder, dacht je, je zweette.

Je zag de kathedraal van boven. Hoeveel eeuwen hield hij hier
al stand? Je wist: van binnen werd hij gestut door mega stempels.
De hele godganse boel verzakte hier, daar hielp geen stutten aan.
Jouw leven hing aan een draadje, je ogen opengesperd nu,
en je hart bungelde in je borstkas. Was dit dan hoe je je tot
je bestemming moest komen? In je binnenzak stak het ticket
van deze overtocht, wie had je hier tot verleid? Het portier
was van buiten afgesloten, er was geen hendel aan de binnenkant.

Dit was de situatie, dit was de deal. Je hing nu boven het water, beneden voer een speelgoed-aak, en je zag autootjes op de brug.
Je had het benauwd, maar dat wisten we nu wel.
De gondel daalde, zette de landing in. In de stadsweide beneden
draafde een paard, je meende te zien dat ze gekleurde manen had,
je vatte dat op als een goed teken. Langzaam raapte je jezelf
weer bij elkaar. De aarde kwam weer dichtbij. Zag je daar niet
het dak van je ouwe huis?

Je stapte de gondel uit, over de rat, morsdood.

 

vrijdag 11 oktober 2024

Ze deden zich voor als nepagent

Uit: de Gelderlander van 11 oktober

 

De politie heeft twee 18-jarige mannen aangehouden in Bilthoven. De twee mannen uit Hilversum deden zich voor als nepagenten.

 

Maar: hoe doe je dat, je voordoen als nepagent?

 

donderdag 3 oktober 2024

Dreigmail van M.

Dit is… laten we hem M.noemen

M. is een gewone jongen, hij ziet eruit als een jongen die je tegen zou kunnen komen op zaterdag in de winkelstraat, doorsnee, die je voorbijgaat in de supermarkt, de puber die je op straat passeert op zijn fatbike. Maar je onthoudt hem niet, je weet niet hoe hij heet, of waar hij woont en wat hij doet en denkt. Daar verdwijnt hij al uit beeld.

M. zit thuis veel op zijn kamer, alleen. Hij besteedt zijn tijd dan niet aan huiswerk voor school. Op school voelt hij zich niet thuis. In deze stad voelt hij zich niet thuis, hij voelt zich niet thuis in deze tijd, hij voelt zich thuis achter zijn pc: koptelefoon op, veilig in zijn eigen wereld. Er gebeurt van alles in de wereld, in het Midden-Oosten. er zijn visies, standpunten en er zijn vooral veel filmpjes. M. weet feilloos de weg in die beeldenstorm, keer op keer. Hij ziet het. De wereld, (zijn school, zijn stad) om hem heen ziet dat niet. M. kijkt filmpjes op zijn mobiel: daar is het, niet hier. Hier is het fout. Er is een Paradijs waar het goed is.

M. heeft geen vriendin. Hij heeft niemand. Hij is alleen.
Er broeit van alles in M.

En ineens heeft M. het: er wordt iets van hem verwacht, er is een drang,  hij moet zijn bijdrage leveren. Hij moet ook een daad stellen, hier, en niet in het Midden-Oosten. Dat al die ongelovigen hun lesje leren. En ineens had M. het: de school. Hij zou zijn macht, zijn dreiging, zijn haat richten op zijn school. Hij had daar filmpjes genoeg van gezien: die macht, de paniek en de angst – en het bloed.

Hij zou daar gaan rondschieten met een automatisch geweer – op iedereen.

M.’s ademhaling stokte even. Zou hij, kon hij? M. de Wreker. Dan zou hij het Nieuws bepalen, dan zou hij op de voorpagina staan. Hij rilde even.

Maar eerst moest hij natuurlijk een, hoe heette dat ook alweer, een ultimatum sturen. Een dreigbrief. Iets om angst aan te jagen. Dat er met hem niet te spotten valt. Dat ze weten met zie ze te maken hebben, dat ze weten wie er de baas is, hier, achter deze pc. Dat hij vanaf hier, de Moslims daar, zou wreken.

M. schrijft zijn dreigmail:

Morgen of overmorgen zal ik een schietpartij plegen
Ik zal iedereen doden zonder genade en niemand sparen
Iedereen gaat eraan dit is al maanden lang gepland
En dit zult de laatste waarschuwing zijn
De motief zullen jullie nooit achterhalen.

Morgen of overmorgen’. M. is er nog niet helemaal uit. Morgen zou hij eigenlijk in de groentewinkel van zijn oom staan. Vanaf overmorgen was zijn wereld helemaal leeg.

Maar eerst die mail. Moest er nou een, hoe heet het, spatie, tussen maanden en lang? ‘Zult’. O, Nederlands was niet je goedste vak. Was zult nou met dt? M. wist het niet, laat maar staan dan. ‘De motief’, o shit, dit was de volgende, het was toch ook ‘de meisje’?  Nou, dan kon hij dit laten staan, anders konden ze mooi de kk krijgen. Wat een fucking land was dit ook met dat fucking taaltje van hun. Jij bent de baas, jij hebt de vinger aan de trekker, morgen ben jij de fuckin’ Zodiac, als je door die gangen en lokalen loopt, wollah, broer, ik zweer.

En dan denkt M.: wat als ik alles in Capslock zet? En wat als ik achter elke zin een uitroepteken plaats? Voor extra mega dreigende indruk?

Tot slot plukt M. een plaatje van een vlag en een foto van een machinegeweer van het internet en plakt die bij zijn e-mail, kijkt naar boven, kruist zijn vingers, en klikt op send.

 

(In dit specifieke geval, bleek achteraf dat het e-mailaccount van een scholier gehackt was).

 

 


woensdag 2 oktober 2024

Poète maudit in Dirkswoud

Je ging naar bed, probeerde in slaap te vallen
maar je werd knagend wakker gehouden door
wat je niet zag: je zag niet je vader ’s nachts
het huis verlaten. Een adreswijziging liet hij
niet achter: waar was hij heen en waarom?
Je woelde met het dekbed: op je brieven
reageerde hij niet en je kreeg ook niet
door dat hij verhuisde naar een ander land,
om daar te trouwen, opnieuw, met een vrouw
die niet je moeder was.

Deze tekst, het bleek dus een fragment uit een gedicht te zijn, kreeg elke Dirkwoudenaar zondagochtend onder ogen. Dat wil zeggen, als zij (of hij) de zwart wit publicatie op dubbelgevouwen A4 formaat, getiteld: S.t.e.r.f., Jaargang 1, nummer 1, van de mat had geraapt. Nou verwelkomen wij natuurlijk elk nieuw periodiek in Dirkswoud, naast De Dirkswoudenaar, maar het was toch even zoeken naar de schrijver/uitgever/verspreider van dit toch wel wat obscurante en raadselachtige geschrift. En we lazen toch wel een pijn, een hulpvraag haast, dus gingen we (nieuwsgierig, maar toch ook wel urgent), op zoek naar de auteur.

Ieder taste in het duister, niemand had de bezorger in de nacht gezien, niemand kende de dichter, totdat… Nellie Daas van Fournituren, Kleinvak & Huishoudelijk Gemak, zich meldde bij de redactie met een tip. ‘Ik was zondagochtend vroeg op om in het veld tekeningen te maken van de webben, ze zijn nu bezaaid met dauwdruppels. Prachtig werk, misschien mag ik vertellen dat ik me laat inspireren in mijn vrije tijd hierdoor, met naald en draad en glimmende knoopjes? Enfin. Ik schets de zilverdraden en de pareltjes, dat fijne kant, maar hoor langs de Noordervaart ook een roestige fiets. Ik herken die jongen van Mazurel, die sterrenkijker, weetuwel. Hij stopte bij ieder huis, en reed dan weer door. En ook in mijn brievenbus vond ik zijn tragisch geschrijf. Ik dacht, ik meld het even.’

De deur van Kerkweg nummer 17 werd opengedaan door Ivan Mazurel, die terwijl het vier uur ’s middags was. Gekleed was in kamerjas, pantoffels met daarboven een ontplofte haardos. ‘Uh, ja, ik ben de redactie van S.t.e.r.f. kan ik u wat te drinken aanbieden, thee, of uh, te roken? Ik heb rode en gele Libanon, Maroc en zwarte Afghaan. Wiet doe ik niet aan, daar merk je niets van.’

‘Meneer Mazurel’, vroegen wij, terwijl we een, we hadden voor de Afghaan gekozen, diepe haal namen, even pauzeerden, en uitbliezen, en weer naar ons notitieblokje keken, ‘waarom verspreidt u, ongevraagd en gratis, uw periodiek in Dirkswoud?’

Ivan Mazurel knoopte de ceintuur van zijn kamerjas wat vaster, blies de zwarte Afghaan uit, keek in de verte, en verklaarde: ‘Ik ben sinds de scheiding van mijn ouders een poète maudit, verdoemd tot en met. Mijn vader, pffff, zomaar ineens weg, vertrokken naar het buitenland. Reageert niet op mijn brieven, blijkt daar ergens, opnieuw getrouwd te zijn met een of ander wijf, terwijl ik nergens van weet, terwijl ik niet eens een kaartje, uitnodiging of belletje heb gekregen, wat zijn dat voor streken?’

‘Toen heb ik de Coffeeshop en de pen ontdekt, je moet toch wat? Ik wist me geen raad meer in mijn hoofd met mijn gedachten. In het begin durfde ik niet thuis te roken vanwege die zware geur. Dus toen ging ik een paar keer per dag naar het beboste eilandje op de natuurijsbaan in het Dirkswoud. Ik heb zelfs een trottoirtegel daarheen gesleept: om daar een vlakke ondergrond te hebben om een jointje op te bouwen, en om de peuk op te doven, want ik wil geen bosbrand op mijn geweten hebben. U moet weten, mijn geweten openbaart zich erg actief sinds ik de Libanon, Maroc en Afghaan door mijn geest laat waaien. En dat is niet altijd een pretje, het spookt er soms wild op los, daar in mijn geest.’

‘Mijn gedachten gingen dus alle kanten op, ik hield het niet vol: het moest eruit. Ik besloot ze op te schrijven. Op een gegeven moment had ik enkele schriftjes vol, en dacht: misschien is dit wel poëzie. En toen ben ik het gaan uittikken. En dat is het eerste nummer van S.t.e.r.f. geworden. Dat bestaat dus uit een gedeelte Maroc, een percentage Libanon, een paar halen Afghaan, plus wat van mezelf. Ik dacht: dit moet de wereld in. Om te beginnen Dirkswoud.’

‘Kan Dirkswoud een tweede exemplaar van S.t.e.r.f. in de bus verwachten?’ konden wij nog als tweede en afsluitende vraag bedenken en gelukkig ook formuleren.

Ivan Mazurel keek even op van zijn bezigheid: hij hield het vlammetje van zijn aansteker bij het blokje hasj, Kerkweg 17 vulde zich met een zoete geur: ‘Ik heb pas net Baudelaire en Rimbaud ontdekt, dus ik heb nog een weg te gaan. Plus mijn vader zie ik nog niet zijn strapatsen ongedaan maken – daar is het nu ook, tragisch genoeg, te laat voor. Het verleden maak je niet ongedaan. Maar mij wacht een stoeptegel in het bos en regels in mijn hoofd. Ik voel ze al dringen. Ik ben benieuwd wat dat gaat opleveren. Ik ben zelf benieuwd tot hoe hoog ik stijg. Ja, Dirkswoud zal het lezen in S.t.e.r.f. 2’

                                                          * * *

Ben Hoogeboom schreef voor Sargasso, nurksmagazine en voor zichzelf. Hij had het dorp Dirkswoud bedacht. Hij had de geschiedenis van Dirkswoud bedacht, hij had het dorp een stratenplan gegegeven,  een pastoor, markante middenstanders, een voetbalclub – wat je maar kon bedenken. En dat alles in een jaloersmakende, puntgave stijl. En ik hield zo van dat dorp. Van de Noordzijde, de Fourniturenzaak van Nellie Daas. En ik kon er slecht tegen dat met Ben ook Dirkswoud zou verdwijnen. Dus af en toe dwaal ik nog even langs de Noordzijde, de Zuidzijde en breng een bezoek aan  de St. Clara Kerk.

 

dinsdag 1 oktober 2024

Zomaar op de bolle fooi

 Een kop in het Haarlems Dagblad van maandag 30 september:


Een middagje slenteren in en op Forteiland IJmuiden. Met gids of zomaar op de bolle fooi.

(Men is inmiddels wakker, en heeft de fout ontdekt. Toch een beetje jammer.)