Je ging naar bed,
probeerde in slaap te vallen
maar je werd knagend
wakker gehouden door
wat je niet zag: je zag
niet je vader ’s nachts
het huis verlaten. Een
adreswijziging liet hij
niet achter: waar was hij
heen en waarom?
Je woelde met het dekbed: op
je brieven
reageerde hij niet en je
kreeg ook niet
door dat hij verhuisde
naar een ander land,
om daar te trouwen,
opnieuw, met een vrouw
die niet je moeder was.
Deze tekst, het bleek dus een
fragment uit een gedicht te zijn, kreeg elke Dirkwoudenaar zondagochtend onder
ogen. Dat wil zeggen, als zij (of hij) de zwart wit publicatie op
dubbelgevouwen A4 formaat, getiteld: S.t.e.r.f., Jaargang 1, nummer
1, van de mat had geraapt. Nou verwelkomen wij natuurlijk elk nieuw
periodiek in Dirkswoud, naast De Dirkswoudenaar, maar het was toch even
zoeken naar de schrijver/uitgever/verspreider van dit toch wel wat obscurante
en raadselachtige geschrift. En we lazen toch wel een pijn, een hulpvraag
haast, dus gingen we (nieuwsgierig, maar toch ook wel urgent), op zoek naar de
auteur.
Ieder taste in het duister,
niemand had de bezorger in de nacht gezien, niemand kende de dichter, totdat… Nellie
Daas van Fournituren, Kleinvak &
Huishoudelijk Gemak, zich meldde bij de redactie met een tip. ‘Ik
was zondagochtend vroeg op om in het veld tekeningen te maken van de webben, ze
zijn nu bezaaid met dauwdruppels. Prachtig werk, misschien mag ik vertellen dat
ik me laat inspireren in mijn vrije tijd hierdoor, met naald en draad en
glimmende knoopjes? Enfin. Ik schets de zilverdraden en de pareltjes, dat fijne
kant, maar hoor langs de Noordervaart ook een roestige fiets. Ik herken die
jongen van Mazurel, die sterrenkijker, weetuwel. Hij stopte bij ieder huis, en
reed dan weer door. En ook in mijn brievenbus vond ik zijn tragisch geschrijf.
Ik dacht, ik meld het even.’
De deur van Kerkweg nummer 17
werd opengedaan door Ivan Mazurel, die terwijl het vier uur ’s middags was.
Gekleed was in kamerjas, pantoffels met daarboven een ontplofte haardos. ‘Uh,
ja, ik ben de redactie van S.t.e.r.f. kan ik u wat te drinken aanbieden,
thee, of uh, te roken? Ik heb rode en gele Libanon, Maroc en zwarte Afghaan.
Wiet doe ik niet aan, daar merk je niets van.’
‘Meneer Mazurel’, vroegen
wij, terwijl we een, we hadden voor de Afghaan gekozen, diepe haal namen, even
pauzeerden, en uitbliezen, en weer naar ons notitieblokje keken, ‘waarom
verspreidt u, ongevraagd en gratis, uw periodiek in Dirkswoud?’
Ivan Mazurel knoopte de ceintuur
van zijn kamerjas wat vaster, blies de zwarte Afghaan uit, keek in de verte, en
verklaarde: ‘Ik ben sinds de scheiding van mijn ouders een poète maudit, verdoemd tot en met.
Mijn vader, pffff, zomaar ineens weg, vertrokken naar het buitenland. Reageert
niet op mijn brieven, blijkt daar ergens, opnieuw getrouwd te zijn met een of
ander wijf, terwijl ik nergens van weet, terwijl ik niet eens een kaartje,
uitnodiging of belletje heb gekregen, wat zijn dat voor streken?’
‘Toen heb ik de Coffeeshop
en de pen ontdekt, je moet toch wat? Ik wist me geen raad meer in mijn
hoofd met mijn gedachten. In het begin durfde ik niet thuis te roken vanwege
die zware geur. Dus toen ging ik een paar keer per dag naar het beboste
eilandje op de natuurijsbaan in het Dirkswoud. Ik heb zelfs een trottoirtegel daarheen
gesleept: om daar een vlakke ondergrond te hebben om een jointje op te bouwen, en
om de peuk op te doven, want ik wil geen bosbrand op mijn geweten hebben. U
moet weten, mijn geweten openbaart zich erg actief sinds ik de Libanon, Maroc
en Afghaan door mijn geest laat waaien. En dat is niet altijd een pretje, het
spookt er soms wild op los, daar in mijn geest.’
‘Mijn gedachten gingen dus
alle kanten op, ik hield het niet vol: het moest eruit. Ik besloot ze op te
schrijven. Op een gegeven moment had ik enkele schriftjes vol, en dacht:
misschien is dit wel poëzie. En toen ben ik het gaan uittikken. En dat is het
eerste nummer van S.t.e.r.f. geworden. Dat bestaat dus uit een
gedeelte Maroc, een percentage Libanon, een paar halen Afghaan, plus wat van
mezelf. Ik dacht: dit moet de wereld in. Om te beginnen Dirkswoud.’
‘Kan Dirkswoud een tweede
exemplaar van S.t.e.r.f. in de bus verwachten?’ konden wij
nog als tweede en afsluitende vraag bedenken en gelukkig ook formuleren.
Ivan Mazurel keek even op van
zijn bezigheid: hij hield het vlammetje van zijn aansteker bij het blokje hasj,
Kerkweg 17 vulde zich met een zoete geur: ‘Ik heb pas net Baudelaire en Rimbaud
ontdekt, dus ik heb nog een weg te gaan. Plus mijn vader zie ik nog niet zijn
strapatsen ongedaan maken – daar is het nu ook, tragisch genoeg, te laat voor. Het
verleden maak je niet ongedaan. Maar mij wacht een stoeptegel in het bos en
regels in mijn hoofd. Ik voel ze al dringen. Ik ben benieuwd wat dat gaat
opleveren. Ik ben zelf benieuwd tot hoe hoog ik stijg. Ja, Dirkswoud zal het
lezen in S.t.e.r.f. 2’
* * *
Ben Hoogeboom schreef voor Sargasso, nurksmagazine en voor zichzelf. Hij had het dorp Dirkswoud
bedacht. Hij had de geschiedenis van Dirkswoud bedacht, hij had het
dorp een stratenplan gegegeven, een pastoor, markante middenstanders,
een voetbalclub – wat je maar kon bedenken. En dat alles in een
jaloersmakende, puntgave stijl. En ik hield zo van dat dorp. Van de
Noordzijde, de Fourniturenzaak van Nellie Daas. En ik kon er slecht
tegen dat met Ben
ook Dirkswoud zou verdwijnen. Dus af en toe dwaal ik nog even langs de
Noordzijde, de Zuidzijde en breng een bezoek aan de St. Clara Kerk.