Ik heb hier
niet gewoond, ik heb hier geen verbintenis.
Ik ben hier
slecht als doorgangsreiziger, als toerist op de fiets.
Maar ik ken
uw dorp. Uit de media, het voelt gelijk vertrouwd;
"daar bij
die molen"of is dat al te afgezaagd?
Is het
eerder nu:"Daar bij die koeltorens"?
Ik fiets
hier door uw straten, ik verken de boel.
Ik slalom
langs het glas dat uit de sponningen
geslagen
is. Ik kan niet om de graffiti heen:
elk huis is
hier een palet of een ezel geweest.
Het klopt
wat ze over u schrijven, die dichtgetimmerde
vensters en
deuren, alsof er een Tsunami
werd
verwacht, of een overval. Dat er slecht volk
op pad hier
naar toe was. En dat klopte ook wel.
De dijk
bood uitzicht als altijd, de bankjes
stonden
klaar. De kroeg bij de molen: Stella Artois.
De dijk
doet wat tie moet doen: het water buiten
houden, en
de mensen en het land droog.
Dit is
immers het land waar ze land maken van water,
maar waar
ze water willen maken van huizen,
van leven,
van bewoond historisch gebied,
niets
ontziend - want dat kan ook niet.
Het land
waar een dijk geen onoverkomelijk
obstakel
is, en protest of argument evenmin.
Doel, daar
bij die molen. En die kerncentrale.
Ik fiets
door Pastorijstraat, Parkstraat,
Havenweg en
Camermanstraat. Systematisch,
links,
rechts, links, het dambord af, maar
het hart is
weg, er klopt hier iets niet.
Ik denk: er
zullen ooit vissen zwemmen
door deze
straten. In deze huizen zal wier wuiven.
En de
kerkklokken zullen onder water luiden.
Het oogt
hier in de zomer allemaal veel te frivool.
Kinderen
met stoepkrijt, toeristen met hun broodjes
en hun
camerasafari's door de verlaten huizen.
Maar
ergens, op de achtergrond, op hetzelfde moment,
wacht het
besluit, worden bulldozers gestart.
En ik hoor
begrafenismuziek, steeds luider.
Ik fiets
hier slechts. Ik zie de golfjes van de Schelde,
als talloze
tongetjes. Hoor ze smakken, als was het,
om vast te
proeven hoe je smaken zal, Doel.
De rivier
en de dijk, waren altijd je vriend.
Nu worden
ze als vijand tegen je ingezet.
Hier leggen
zoet, zout en bitter het samen af
Er is hier
geen hotel meer. Voor de nacht valt
moet ik
hier weg zien te komen. De haven bromt
en geeft
licht: het Saeftinghedok is klaarwakker.