Heartland Festival, 2025, het is 15.15 uur en de eerste euro 9,20 zijn
al afgetikt voor thee en een biertje. Waar zitten we? We zitten in de zon, op
een muurtje. Met in ons uitzicht: het voormalige Verenigingsgebouw van Stork,
een villa in Chaletstijl, nu hotel, het randje van tuindorp ’t Lansink,
skaters, wederopbouwarchitectuur, een oorlogsherdenkingstekst – Hengelo heeft
het allemaal.
Maar zo meteen gaan we naar
binnen, want we zijn hier voor het Heartland Festival, voor de derde
keer inmiddels, we kennen de weg in Metropool, pal achter het station En we kennen het publiek: merendeel wat ouder,
wit, grijs en dresscode: behoudend.
De line-up, het affiche was
niet echt spectaculair, weinig bekende namen. Dat verklaarde waarschijnlijk ook
dat het niet, zoals voorgaande edities, uitverkocht was. Dat had wel als
voordeel dat je overal waar je wilde vooraan kon gaan staan, en er was geen rij
voor de garderobe, de wc en de drankjes.
Maar nu de muziek. De band Nyve (Nynke Veen, ah, een afko). De band had een schemerlamp op het podium
en twee slagwerkers. Een gewone drummer, maar ook nog een percussionist die de hele slagwerk Wikipedia rondom zich had
opgesteld. Dat leverde een boel subtiele geluiden op. Maar het selling point van
de band is natuurlijk de stem van de zangeres, ze heeft een stem die soms doet
denken aan Amy Winehouse. Erg mooi.
Maar. Ik vroeg me wel af wat
deze band op een Americana festival deed. Ik hoorde zoveel meer: latin, salsa,
bossanova, dat ik dacht, vooruit, Zuid Americana.
We konden het einde van het
concert niet meemaken, want Mark Olson begon in de andere zaal. En die wilde ik
graag zien, en horen. En even spreken misschien, want dat had ik beloofd.
Mark Olson was solo op
tournee door Nederland, Noorwegen, Finland, en daarna door richting de Balkan.
Maar nu dus Hengelo. En verleden week verbleef hij in het Gilde Hotel in
Deventer. Daar sprak ik hem kort. Hij vertelde dat hij overdag veel tijd
besteedde aan het repeteren. En dat de stad Deventer en het hotel hem zo goed
bevielen. Dat repeteren begreep ik toen Mark Olson begon te zingen: wat een
lappen tekst waren dat. Maar hij deed het feilloos (voor zover ik dat kon
nagaan natuurlijk).
Mark Olson speelde vroeger in
The Jayhwaks, de samenzang in die band was zo hemels, en daarna in The
Creekdippers, met Victoria Williams. Ik ben zo gelukkig geweest dat ik
beide bands heb zien optreden.
Maar nu bracht Mark Olson
zijn repertoire solo. En hij bespeelde twee instrumenten die niet erg gangbaar
zijn: een Armeense harp en een Dulcimer. Beide instrumenten bespeel je
zittend, terwijl de qanûn horizontaal op je schoot ligt. Je kon een speld, een
speldenknop horen vallen gedurende het concert, het was muisstil. Het was muisstil
in de zaal, er waren geen mensen die samen even de week gingen doornemen, er viel
geen beker op de grond, er was geen geroezemoes, het was stil.
‘Beter dan dit wordt het niet
vandaag’ zei ik na het slotapplaus, authentieker en bijzonderder ook niet.
In de grote zaal begon de
band Sam Outlaw. Sam stond op het podium getooid met een Stetson. Je wist
gelijk wat je te horen zou krijgen, zei de scepticus in mij. En dan die naam.
Maar Sam is geboren als Sam Morgan, maar zijn moeder had, echt, de naam Outlaw.
Ja, dat laat je dan niet lopen. Sam Outlaw opende met een song over Jesus,
beetje traditionele country zeg maar, maar daarna sprak hij nog zijn
bewondering uit over Mark Olson. Dat was aardig.
Hup, door naar Vanwyck. Haar
laatste platen werden lovend ontvangen door de muziekpers. En ik vond het
optreden ook wel mooi, maar het is allemaal zo netjes en verzorgd. Bovendien
dacht ik dat de muzikante Marjolein van der Klauw in de band speelde. Ik heb
haar twee Powderblue cd’s. Maar ze stond niet op het podium, daar waren
alleen mannen.
En Vanwyck bewaarde
het mooiste nummer voor het laatst, dat is ook wel prettig. En haar blouse, dat
design. De laatste tijd ben ik thuis wat aan tekenen met pen en Oost-Indische
inkt, en ik zag daar wel een voorbeeld, een inspiratie in.
Brown Horse zijn Britten, dat had ik niet in de gaten gehad.
Jonge band, jonge muzikanten. Er is een accordeon, toetsen, en omdat de zanger
af en toe wat Dylanesk klonk, riep ik, tussen twee songs door: Subterranean Homesick Blues, waarop de zanger repliceerde:
‘well, this is the next best
one’, sympathieke
band.
Bij Brown Horse waande ik me, als ik mijn ogen dicht deed,
in het Burgerweeshuis, Deventer, 1990. En dat is een compliment.
In de grote zaal trad als afsluitende band The Grand East op. Ik
kende ze van die mooie song Absolute. En ze komen uit Overijssel, thuiswedstrijd. Ik was benieuwd.
Maar. Daar kwam The Grand East op, en de
zanger waande zich op het podium een soort Freddy Mercury, een paraderend haantje met
een veel te ver open geknoopt overhemd.
We hebben het twee songs uitgehouden, totdat ik dacht: gast,
stel je niet zo aan. En we namen de trein naar Deventer terug van 21.24 uur, laat zat.
Foto's: Maria Willems