We gingen naar DAVO om naar
Martin Rombouts te luisteren. In de NRC van afgelopen vrijdag had zijn bundel
Boek 1, een vijf sterren recensie gekregen. En wat was het nou, een hemelbestormende debuutroman, een
dichtbundel, allebei? Ik was benieuwd.
DAVO was een van de vijf
locaties waar elk half uur een andere schrijver langskwam. Cursiefjes in de
kroeg, heette het, een vast evenement in het kader van de Deventer Boekenweek.
We zijn er vaker geweest, het was vaker gezellig en geslaagd gevonden. Lekker
kleinschalig en informeel ook. Niet zo’n statische lezing setting.
Toen we zondagmiddag om kwart
voor twee richting DAVO fietsen, kwamen ons respectievelijk een brandweerauto
tegemoet, met loeiende sirene, een politiewagen, ook met zwaailichten en sirene,
gevolgd door weer een brandweerauto en weer een politiewagen. Ze kwamen uit de
richting waar wij juist wilden. Moesten we ons vast zorgen gaan maken? Was er
een licht ontvlambare dichter geweest, een heethoofdige literator, een fan die
in vuur en vlam – Maar in DAVO was alles rustig. Beetje te. We waren
vooralsnog de enige bezoekers van Cursiefjes in de Kroeg. Kleinschalig is mooi,
maar het moet niet gênant worden.
(Uiteindelijk telde ik twaalf
belangstellenden in het vertrek, plus nog iemand van de organisatie).
Martin Rombouts was de eerst
voorlezende schrijver. Martin Rombouts
ging stijlvol gekleed in een grijze broek met visgraat motief, daaronder
Asics sneakers. Verder droeg hij grijze trui en een wollen colbertje in een
kleur die misschien burnt sienna wordt genoemd, maar wat weet ik ervan. Uiteraard had hij
zijn bril en kenmerkende haardos bij zich.
En zijn prettige stem. Dat
bleek tijdens het lezen.
Boek 1 is een persoonlijk
boek. Het is opgedragen aan Addy. En Addy is zijn moeder die gestorven is aan
kanker (1957-2022). En het boek gaat, toch ook, over zijn vader.
‘Ik niet de duizendmiljoenste
Schrijver of dichter hoef te
worden
Wiens kutroman gaat over
Papa.
Omdat hij zich in zijn
kutleven
Nooit in iets anders heeft
kunnen verdiepen
Dan in zichzelf.
Ja.
Fuck ze.
Fuck recht uit het hart.
Fuck intens dramatisch.
Fuck betekenisvolle details.
Fuck uniek perspectief.
Fuck waardegedreven.
Fuck melancholie.
Fuck langs grachten lopen.
Fuck al dat soort boeken.
Fuck dat ene meisje dat jou
niet leuk vindt.
Fuck dat ene meisje dat jou
niet leuk vindt met rijke ouders.
Fuck haar rijke ouders.
Fuck rijke ouder.
Fuck al hun dochters.
(…)
Fuck al die schrijvers,
Lezer.
Ja.
Fuck ze.
(…)
Fuck hun pretentie.
Fuck hun potentie.
Fuck mijn negen voor wiskunde.
Fuck iedereen met een tien.
Fuck de boekenlijst die ik
nooit las.
Fuck boeken.
Fuck VPRO Boeken.
Ja!
Fuck ze.
Fuck Arjen Peters van de
Volkskrant en
Fuck al zijn opvolgers, ja.
Fuck ze. Fuck ze. Fuck ze.’
Dit is een fragmentje uit de
bundel, te vinden op bladzijde 27, 29, 30 en 31.
De stemming zat er dus gelijk
lekker in. Ik moest met al dat fuck dit en fuck dat, een beetje denken aan Evidently
Chicken Town van John Cooper Clarke.
Het hele boek (280 bladzijdes), is niet zo. Martin
Rombouts bewandelt allerlei wegen en hij hanteert verschillende stijlen. Dan is
er plots een ontroerend zinnetje over zijn moeder die dood is, en dan gaat het
weer over economie en over piëzo-elektriciteit.
Ik wou maar zeggen: het boek
is divers en houdt je erbij.
Ik vroeg Martin Rombouts nog
of hij invloed had gehad op de omslag, de cover. Die grote gele letters met hun
ronde vormen op een bruine ondergrond. Dat is niet je gebruikelijke
dichtbundel. Het moest een beetje jaren zeventig zijn, een beetje de Tarantino filmsfeer,
verklaarde hij. Daar zochten de vormgever en hij naar.
En ja, ik zie het boek zo in
de boekenkast van mijn ouders staan, daar zou het zo inpassen. (Maar dan heb ik
het wel over de buitenkant, ik vermoed dat mijn moeder toch liever Vasalis zou
lezen. En mijn vader? Ach, mijn vader.)