Stond je daar, midden
op straat,
je trui omhooggetrokken, schaamte
had
je niet, luizen wel: je
plette ze tussen
je nagels, midden in het
dorp, het
maakte je niets uit, je was
het kwijt.
Eerder zocht je het cadeau
dat je
had willen geven, maar je was
het kwijt.
Je zocht je bril en de uitgang,
maar
je opende de verkeerde deur.
je zocht je moeder, je vader,
maar
je vroeger was niet hier.
Wat was je wachtwoord, je was
het kwijt.
Je was alleen, verlaten, je
wist het niet meer.
De schemering viel vroeg in. Het licht
werd vaal, je hoorde de stem
van God:
‘Had je dan liever dat ik
niet bestond?’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten