Dit huis – mijn huis zou ik
opgeven, en zij het hare.
En dan zouden we hier. De
verhuizer heette Veldhoen,
en ze rookten allemaal. Het
slopen en verbouwen trok
door me heen, ik kon niet
tegen die onrust van stof, puin,
betengeling en een container
voor de deur. De man die
ik via een collega had
gevonden om al onze paneeldeuren
in oude luister te herstellen, vertelde dat hij vroeger
een krat bier dronk, per dag.
De aannemer bleek een oplichter.
En de schilder was in zijn
vrije tijd metereoroloog, zei hij.
Hij voorspelde buien op de dag dat hij niet wilde komen.
Uiteraard bleef het toen droog en zaten wij langer in wat
mooi moest worden. Had ik het
al over geld gehad? Volgens
de bank had ik geen schuld,
hoe kon ik dat nou zeggen,
daar moest ik niet mee
zitten, schuld? Nee, zo moest ik
dat niet zien: ik had geen schuld, ik had een hypotheek,
een bouwdepot, en iets wat
een paradijsje moest worden,
met een tuin, een boom, een
vijver met daarin een kikker,
(die later doodging, ik vond
hem, verstard kijkend vanuit
de vijver naar boven waar
ooit het leven was). En de tuin
zoemde en kleurde en rook
naar bloemen. En van binnen
had je zo’n vaag… dat er
boeken zouden zijn en kunst
aan de wand, maar je had geen
idee, plannen was niet
je sterkste kant, nooit
geweest. Je wachtte af, dit kon alleen
maar groots worden, kijk,
daar kwam ze al, ze had je
nog niet gezien, de jas moest
nog uit, de deur nog open.
maandag 20 november 2023
Van huis tot huis
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten