Je zocht een huis voor
jezelf, alleen. Want tussen jou
en je vrouw, liep het niet
meer zo. Dat was er ingeslopen,
en kwaadaardig verder gegroeid.
Praten en redderen
ging niet meer. En nou ging
jij weg en hield zij het huis.
Groot was je budget niet,
toch had je een bezichtiging
of drie vandaag. Boven die
snackbar hoorde je het continu
gezoem van de afzuiger en het
rook er naar gesmolten kaas.
Je zette je al schrap voor de
makelspraak: je moet er doorheen
kijken, het is geheel naar
eigen inzichten in te delen.
Je rekende: dus maandenlang
klussen. Of gewoon tussen
de ellende je spullen
neerzetten. Peertje aan plafond, klaar.
En in die kleine, knusse tussenwoning, vloog het echtelijk
geluk je aan, hier was
harmonie, en reinheid en appeltaart.
Je zag een foto van het gezin,
de ouders en de kinderen
er tussenin. Het speelgoed
stond in kratjes in de hoek.
Het appartement tot slot, huisveste
in vitrines plastic olifantjes,
groot en klein, niet
inbegrepen bij de koop. Er hing een geur
van kattenbak. En wat je voor
inloopkast had aangezien,
bleek in het echt een kamer. Je
vond het huis een tombe,
je voelde je nu al hopeloos verloren. Je keek naar buiten,
de overbuurvrouw stond voor
het raam en zwaaide.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten