Jij had nog, vertelde je
terwijl we voor Dirk stonden,
een toevallige ontmoeting,
maar ik was altijd gretig genoeg
om naar je woorden te
luisteren, les gehad van
Alfred Kossmann en Anna
Blaman. Andere tijden,
kom daar tegenwoordig
maar ‘ns om,
op een Bibliotheek Academie. Je
wees, terwijl we zigzaggend
naar je huis liepen: ’Hier bloeien
links en rechts van die voordeur,
een rode rozenstruik en een
gele rozenstruik.’ Je pauzeerde
even: ’en ik vind dat zo
lelijk.’
Je mailde me, op mijn verzoek,
je epistel over Poesjkin,
waarvoor dank. Ik wist mijn
weetje best over De Russen,
maar dit was mij onbekend. Ik
was onder de indruk.
Sorry nog, dat ik je de
eerste keer adresseerde als Nel.
Wie heet er nou Nele, dacht ik.
Nou, jij dus.
Je praatte altijd met een enthousiasme,
een gretigheid,
die aanstak, die bleef
hangen. Waar is die nou Nele,
waar is die nu?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten