dinsdag 12 juni 2018

Vuurvogel


Je ging naar het museum om kunst te zien. De dame bij de kassa was van goede wil, maar onbekend met het pinapparaat - en met klanten in het algemeen. Ze was met pensioen, dit was haar vrijwilligersbaantje. En haar pols deed ook nog zeer, vertrouwde ze je toe. Het duurde en het duurde maar. Het kluisje van de garderobe accepteerde je euromunt pas de derde keer. Van de weeromstuit liep je daarna de uitgang in. Er klonk gedempt geroezemoes zoals dat in museale omgeving klinkt. En klonk zacht muziek. Maar dan nu op naar de kunst waar je voor kwam: kleur, verf, textiel, lapjes, geglinster geluidjes, lampjes, kitsch – het was er allemaal. Ernaast op de muur geschroefd de betekenis daarvan in museumtaal. Prompt werd daarna een microfoon je voor gehouden. Je hoorde jezelf in woorden uitzwermen: was het een drama, was het het vieren van leven, een feest, een carnaval? Was deze Vogel een groot afscheidscadeau misschien? Of was het juist de hoop op een nieuw begin? Wie of wat moest hier verleid? Welke mythe moest hier verbeeld? Die vogel die hier pronkte in vol ornaat was geen pauw of paradijsvogel, maar een beest dat nog nooit gevlogen had. De Vogel was product van fantasie, was kunst - je liet veel deuren open. Je woorden schoten veel te kort. Maar je bazelde gewoon door, niemand die het door leek te hebben. De suppoost keek je wel wat wantrouwend na. Er was een glimmend, blinkend oog waarin je jezelf meende te zien. Was het de Vogel of was het een camera? De woorden stokten in je keel, je duwde de microfoon weg. De Vogel gaf licht in het donker, zag je, en je zag, als was je in een kwade droom beland, o, moeder, z’n skelet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten