Ik heb mijn dorre ziel
verslingerd aan lege dromen. En ik denk ‘s avonds voor het slapen gaan vaak aan
voorbije tijden. Ik zie een ouwe liefde die, eeuwig slank gebleven, d’r haar in
een knot, bevallig danst. Ze lacht, ze heeft, inmiddels een ander leven. Ik heb
een goed geheugen dat mij wakker houdt.
De nacht laat mij soms dwalen door het heden van gisteren: dat had ik moeten zeggen, en ik debiteer dan de juiste bon mot. Dan heb ik heb alles in de hand. Anders is de wanhoop als ik door het heden van daarvoor dwaal: niets staat meer op z’n plek en ik stuit steeds op gesloten deuren. Het heden blijkt verleden en andersom – maar leg dat maar ‘ns uit. Ik zoek naar de woorden, maar er is niks meer beschikbaar, alles moet nu op de tast. Het schemert continu om me heen. Ik zoek het verleden, ik zoek de uitgang naar het heden.
De nacht laat mij soms dwalen door het heden van gisteren: dat had ik moeten zeggen, en ik debiteer dan de juiste bon mot. Dan heb ik heb alles in de hand. Anders is de wanhoop als ik door het heden van daarvoor dwaal: niets staat meer op z’n plek en ik stuit steeds op gesloten deuren. Het heden blijkt verleden en andersom – maar leg dat maar ‘ns uit. Ik zoek naar de woorden, maar er is niks meer beschikbaar, alles moet nu op de tast. Het schemert continu om me heen. Ik zoek het verleden, ik zoek de uitgang naar het heden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten