dinsdag 27 juni 2017

Dat andere dorp, dat toch hetzelfde is

Mijn moeder weet dat er een dorp is waar ze ook woont.
Het is een eindje verderop, haar huis is daar. Aan die
andere kant, ze gebaart, daar waar het helder is.
Er is een weg die ik niet zie. Morgen wil ze daar naar toe.
Haar huis is daar, ja, hier ook wel, het lijkt erop,
hier staan haar meubels, en er zijn buren
die ze kent en waarover ze verhaalt, maar dat adres
verderop wacht op haar. Men weet niet waar ze blijft.
Ze moet erheen, in haar gedachten is ze er al. Ze kent
het daar, ze is er al eerder geweest. Haar kinderen
wachten  daar aan tafel. Er moet ergens een thuiskomst
voor haar zijn, in dat dorp daar ergens verderop,
dat ze kent, die straat, waar ook haar huis staat,
daar, ze wordt verwacht. Ze is die astronaut
die daar ongrijpbaar zweeft. Dat je dat niet begrijpt. 





maandag 26 juni 2017

Hij bleef eenzaam

Op het industrieterrein had hij ’s nachts een container in brand gestoken, brand gesticht. Hij was opgepakt door de politie, het was een dorp, ze kenden hem.  Hij verklaarde dat hij zijn daad verricht had uit eenzaamheid. Hij dronk wel veel al, en hij was getrouwd. Hij had kinderen. Hij zat vast. Hij dronk veel, hij was getrouwd, hij was eenzaam. Hij was wel vrij succesvol geweest in zijn ondernemingsdrang. Hij begon dit. Hij begon dat. Maar dat had geen succesvol vervolg. Hij bleef drinken. Hij bleef eenzaam. Niet lang daarna ging hij dood. Dus wie schoot hier iets mee op? Bizar gedicht dit, eigenlijk wel.

zondag 25 juni 2017

Metro

De metro heeft zijn eigen geur. Is nog niet
gebotteld verkrijgbaar: L'air du métro.
Door die lucht raast de metro door het gangenstelsel.
Het geluid van de wielen op de rails klinkt
als gehuil, gejuich, gejank. Het zwelt aan
en sterft weer weg. Het is auditief zo
indringend dat de impact
zich in een animatie niet laat voelen.

zaterdag 10 juni 2017

Jij bent nergens meer

Jij bent er niet meer.
Jij bent nergens meer.
Overal waar ik kom ben je er niet.
Jij bent er niet.
Jij bent nergens.
Jij bent overal.
Jij bent overal nergens.

zondag 4 juni 2017

Rolkoffertjes 4

Duizendmaal liever had ik: rolkoffertjes, rolkoffertjes, rolkoffertjes,
op die zomeravond, op die brug over die rivier, met een passerende
linksrijdende rode dubbeldekkerbus en een schoolklas in uniform,
(onwaarschijnlijk, want het was al laat, maar voor het beeld),
dan dit blinde geweld van godsdienstfanatici, verdwaald in haat.

Alstublieft geen bloed, maar: rolkoffertjes, rolkoffertjes, rolkoffertjes

vrijdag 2 juni 2017

En ik dacht aan een liefde van vroeger

Ik lag op het gras, ’s nachts,
alleen, en keek naar boven.
Ik zag de onzichtbare zwarte gaten.
Ze waren ontelbaar, het wemelde ervan,
Ze draaiden om elkaar heen, ze botsten
na jaren cirkelen, in een dolgedraaide finale,
op elkaar. Als in een bizarre danse macabre
In al die onmetelijke uitgestrektheid,
wisten ze mekaar te vinden.
Daarna smelten ze samen
tot een zwaarder zwart gat.
Samen tot in de eeuwigheid.
En ik lag op het gras, ’s nachts,
en dacht aan een liefde van vroeger.

donderdag 1 juni 2017

IJssel

Alles kabbelt, en er is deining, is de rivier nog wel de oude? Er wordt gesmoezeld door hogerhand: alles komt goed. Er pakken donkere wolken zich samen, maar op de rivier valt slecht te schuilen. Het orkestje dat gehuurd is voor het feest speelt op de pont. Muziek draagt ver over het water. En ’s nachts had je al die diepe brom van de scheepsdiesels die

voorbij schoven, je zag ze niet. De dukdalf, die zo naar carbolineum ruikt, daar sprongen jullie ’s zomers altijd af. Jij had je altijd voorgesteld hoe de boel er drooggevallen uit zou zien, tot op de bodem, waar de geschiedenis onzichtbaar ligt -  jij was niet zo van de praktische kant.  En je mist de knotwilgen, waar zijn ze gebleven, alles is nu zo plat en recht. Er staat

een flesje IJsselwater geëtiketteerd, op je bureau, van toen het hoogwater was. Je slalomde toen met je kajak om de bomen en het hotel in het plantsoen. Het prikkeldraad hing zwaarbeladen vol toen het water gezakt was. In de zomer zat je hier ook: de trein rommelde

over de brug en de zon ging gloeiend onder. Daar kreeg je een zoen van je lief, het water kleurde goud. Je was een schakeltje, je stroomde mee met de rivier, er was altijd een volgende bocht waar koeien tot hun knieën in het water stonden. Alles komt goed.