Mijn
moeder weet dat er een dorp is waar ze ook woont.
Het
is een eindje verderop, haar huis is daar. Aan die
andere
kant, ze gebaart, daar waar het helder is.
Er
is een weg die ik niet zie. Morgen wil ze daar naar toe.
Haar
huis is daar, ja, hier ook wel, het lijkt erop,
hier
staan haar meubels, en er zijn buren
die
ze kent en waarover ze verhaalt, maar dat adres
verderop
wacht op haar. Men weet niet waar ze blijft.
Ze
moet erheen, in haar gedachten is ze er al. Ze kent
het
daar, ze is er al eerder geweest. Haar kinderen
wachten
daar aan tafel. Er moet ergens een
thuiskomst
voor
haar zijn, in dat dorp daar ergens verderop,
dat
ze kent, die straat, waar ook haar huis staat,
daar,
ze wordt verwacht. Ze is die astronaut
die
daar ongrijpbaar zweeft. Dat je dat niet begrijpt.