Alles
kabbelt, en er is deining, is de rivier nog wel de oude? Er wordt gesmoezeld door
hogerhand: alles komt goed. Er pakken donkere wolken zich samen, maar op de
rivier valt slecht te schuilen. Het orkestje dat gehuurd is voor het feest
speelt op de pont. Muziek draagt ver over het water. En ’s nachts had je al die
diepe brom van de scheepsdiesels die
voorbij
schoven, je zag ze niet. De dukdalf, die zo naar carbolineum ruikt, daar
sprongen jullie ’s zomers altijd af. Jij had je altijd voorgesteld hoe de boel
er drooggevallen uit zou zien, tot op de bodem, waar de geschiedenis onzichtbaar
ligt - jij was niet zo van de praktische
kant. En je mist de knotwilgen, waar
zijn ze gebleven, alles is nu zo plat en recht. Er staat
een
flesje IJsselwater geƫtiketteerd, op
je bureau, van toen het hoogwater was. Je slalomde toen met je kajak om de
bomen en het hotel in het plantsoen. Het prikkeldraad hing zwaarbeladen vol
toen het water gezakt was. In de zomer zat je hier ook: de trein rommelde
over
de brug en de zon ging gloeiend onder. Daar kreeg je een zoen van je lief, het
water kleurde goud. Je was een schakeltje, je stroomde mee met de rivier, er was
altijd een volgende bocht waar koeien tot hun knieƫn in het water stonden. Alles
komt goed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten