Robert Anker. Ik las je bundel ‘Goede manieren’ in de zomer,
zitten op een kademuurtje langs de Rijn. Zevenentwintig jaar geleden alweer? De
titel alleen al vond ik geweldig. En wat leefde ik mee met de held van dit
episodische gedicht: Van Beek. Wat was ik weg van hem. Die zomerdag op dat
muurtje langs de Rijn met Van Beek in die langwerpige bundel. Van Beek in zijn
auto op de ringweg, waar ging hij heen, wie bezocht hij. Wat gebeurde er met
hem, wat dacht Van Beek? Hij reed zo zijn verleden in, een halte, die ik als
nostalgicus, wel waarderen kon. En nu
ben je dood. Van Beek leeft nog, ik heb hem net weer uit de kast gepakt. Daar
rijdt hij weer, in ‘Goede manieren’. Maar jij, zijn schepper, bent dood. Wie stuurt
Van Beek nu naar zijn lot? Wie schrijft nu al die mooie zinnen voor hem waarin
hij wonen moet? Dit is het antwoordapparaat van uw dichter. De dichter slaapt en kan u niet derhalve
maar…
Bij de dood van
Robert Anker
Geen opmerkingen:
Een reactie posten