zondag 20 maart 2016

Op straat



Pas op, daar loopt Elisabeth.
Niet zwaaien, anders komt ze,
gaat ze veel te dicht bij je staan,
krijg je haar lange verhalen,
gaat ze je aanraken,
kun je d’r adem ruiken,
kom, doorlopen.

donderdag 17 maart 2016

Ik zie wel de onderdelen, maar nooit het geheel


Ik zie de nacht in de stad,
het centrum is een decor.
Ik strik mijn stropdas,
ik zit op de eerste rang.
Ik vang flarden op van dialogen.
Soms geschreeuwd, soms verward,
soms gehuild, soms uitgelaten blij.
Ik zie relaties met toekomst,
en relaties in ontbinding:
een agent slaat de aanstaande in de boeien.
Dan is er vaak drank en drift en is het al veel te laat.
Morgen lopen ze weer hand in hand, vast.
Ik zie wel de onderdelen,
maar nooit het geheel.
Ik zie niet het vooraf en niet het nadien.
Ik zie het vale ochtendlicht,
ik schrob de stoep
en doe mijn stropdas af.

zaterdag 12 maart 2016

O Geest die over de wateren zijt



O geest die over de wateren zijt:
die de bokken van de schapen scheidt:
‘aan alle levende dichters schijt!’
Alleen u is de amen en de heerlijkheid
in uw immer uitdijende eeuwigheid.

Is dichten slechts aandachtigheid,
goeie vraag, van ene Ida uit… ik ben het kwijt.
En komt navelstaren voort uit bekrompenheid?
Biedt de canon uiteindelijk de veilige heiligheid?
O Geest die over de wateren zijt.

dinsdag 8 maart 2016

Uit de bundel 'Slecht Volk'



Ida kindje, ik ben blij dat je me die vraag stelt:
“Is dichten slechts aandachtigheid?” Of had je
de vraag enkel retorisch bedoeld? De Van Dale,
elfde druk, geeft niet thuis bij ‘aandachtigheid’.
Trouwens, je gedicht ‘Na de dag’,
is al af zonder die vraag, niks meer aan doen.

De eerste strofe wekt wel wat verwarring:
wat spat die fijne zilverigheid? Niet de bron,
maar welk dier heeft zilver in zijn spoor,
een sprookjesbeest, een fabeldier misschien?

Dichten en dwepen in de warmte van de zon,
geëxalteerdheid en dromen van de horizon,
jongemeisjesharten die overlopen, we weten ervan:
de hartslag van een verre bron, tieneridolen,
nou, tsjonge, kom er maar ‘ns om.


dinsdag 1 maart 2016

Er zit een oud mannetje in de wc-bril



Er zit een oud mannetje in de wc-bril,
hij zit in een noest, vlakbij het scharnier.
Ik zit er dagelijks met mijn billen op.
Beetje ongemakkelijk zit dat wel,
op zo’n oud gezicht met woeste baard.
Is het Dostojevski, is het Tolstoj misschien,
en het zal toch geen Godverschijning zijn?
Dan zit het helemaal ongemakkelijk.
Maar het is natuurlijk een anonieme man,
met een baard, die zwerver uit de stad,
met z’n blikken bier en schorre geschreeuw.