O geest die
over de wateren zijt:
die de bokken
van de schapen scheidt:
‘aan alle
levende dichters schijt!’
Alleen u is
de amen en de heerlijkheid
in uw immer
uitdijende eeuwigheid.
Is dichten
slechts aandachtigheid,
goeie vraag,
van ene Ida uit… ik ben het kwijt.
En komt
navelstaren voort uit bekrompenheid?
Biedt de
canon uiteindelijk de veilige heiligheid?
O Geest die
over de wateren zijt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten