En
dan ben je er niet meer: omdat je dood bent.
De ruimte die je achterlaat wordt zwart
gekaderd.
Je ontbreekt en het missen is abrupt.
We improviseren ons een eind weg
in de rituelen, we maken er wat van.
Wij kunnen denken en doen wat we willen,
we vullen een kerk, we maken een stoet,
we
hebben een playlist, we bezweren het
gemis,
we
roepen je op, de sprekers zijn begenadigd,
we
hebben filmpjes, je stem, je motoriek.
We
hebben bloemen en zijn voor de gelegenheid gekleed,
met
gestreken broek en blouse met gestropte
das,
we
hebben een gelegenheidsgedicht dat rammelt,
maar
wel ontroert, je zou ons ‘ns moeten zien nu,
je
hoort het even, als onze stem breekt,
als
de armen om de schouders geslagen worden,
als
de blikken neerwaarts gaan, als de afweer faalt:
maar
we filmen, wat dacht je? En we zingen,
en
we drinken, want wat moet je.
Maar
jij komt ondanks dit alles niet terug,
want
je bent dood, je bent er niet meer, je bent dood.
Je
laat een leegte na, je laat ons na.
Het
leven is de buitenkant van de dood,
hij
was er al de tijd al, maar we zagen niet.
Of
is dat weer een holle frase?
Waar
was ik, o ja, je bent er niet meer,
en
dat gaat zo blijven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten