zondag 18 oktober 2015

Vogelenzang



Je had je hardlooprondje: het dorp uit, 
de wetering over, langs het landhuis,
rechtdoor bij het klooster, de duinen in.
De duinen in en niemand tegenkomen.
Je holde over de schelpenpaden.
Langs de lage naaldbomen en de
kromgroeiende loofnieuwkomer.
Nieuw of niet, wist jij veel,
Jij concentreerde je op je pas,
op je adem, op je tussentijd.
Het gebied was nieuw voor je:
Het was leeg het was wild,
je kwam niemand tegen.
Je dacht hier altijd, 
als je er tegen de schemer liep: 'woest en ledig.'
En: je zult hier maar je enkel verstuiken.
Je volgde de paddenstoelen,
je sloeg haken als een haas.
Het was stil, je hoorde enkel je passen.
Je rende tot de zeereep en daarover.


Je tikte de zee aan, raakte het water.
En dan dezelfde route, langs die verdwaalde vos,
en door de duinen terug. Dat was anderhalf uur bij elkaar.
Je had met niemand wat te maken, je was relaxed.
Kwam je daarna weer in de bewoonde wereld,
mensen, gedoe – en dan wist je het wel.
Ook al was je moe, jij had de zee aan je handen:
je wilde weer terug.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten