er moest
een doorgang en een winkelcentrum gebouwd:
vooruitgang.
En ook het Postkantoor en de Christelijke Nationale School
("hup
cee en es, Julianastraat zes!" klonk bij sportwedstrijden
jullie yell) moesten plat. Niets meer dat aan
de plek herinnert,
zelfs de
kastanjes waren weg. Je denkt: wie weet hadden ze
ook nog het
liefst het kanaal gedempt. Maar je weet nog hoe het toen
's zondags was. Je zag de koster met z'n rooie
kop, en z'n
brede
gebaren, je nam plaats op een bank vooraan
of
halverwege het midden, tussen je vader, je moeder
je broers
en je zus: een kwart rij bij mekaar. De dienst en de preek
waren aan
jou niet besteed, je keek naar de grond en naar boven,
waar een
constructie van metalen buizen het kerkdak hoog
op z'n
plaats hield. Zo God het wilde natuurlijk.
En je
telden de pijpen van het orgel, zo symmetrisch als tie leek,
was tie
niet. Over een paar jaar zou je op de galerij zitten,
tussen de opgeschoten jeugd. En kerfde je k u t in de kerkbank.
En porde je
degene die naast je zat: rumoer! Tot de dominee jullie,
vanaf de
kansel, vermaande met zijn vertoornde blik.
De
collectezakjes kwamen langs, je verwisselde de je toegestopte
gulden voor
een stuiver: dat had je toch mooi binnen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten