En god weet
hoe graag ze ze wilde.
God weet ook
dat we ons best deden.
Maar ze kon
ze niet houden.
Ze verloor
ze, keer op keer,
miskraam na
miskraam,
kind na
kind.
En moeder
werd ze niet.
Steeds ging
er van binnen iets mis.
Al die
nachtelijke liefde, de celdeling,
het zich hechten,
voor niks.
Ze kon geen
kinderen krijgen,
enkel
levenlozen,
dat is wat
er stond, boven de
doktersparagraaf.
Er was geen
kunde om
haar te verlossen.
Het leven
was voor haar
een wrede
loterij.
Plots was er
een wending, niet meer verwacht.
Opeens ging
er iets goed, er groeide iets.
En het
bleef groeien, het bleef zitten.
Twee
hartjes die kloppen, en bleven kloppen
en of er een opperwezen bestond,
een god die
alles goed maakte.
Hij nam, maar
gaf ook, dubbel of niks.
Er groeide
een warm moederhart.
Het leven
bleef een wrede loterij,
het
kraambed werd een bloedbad,
ze overleed
dezelfde nacht.
Daar stond
haar kist. Daar lag ze in,
met een
kindje op elke arm.
O, wat liep
de doodgraver
hier een
inkomsten mis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten