Soms, als mensen bijvoorbeeld een film hebben gezien die ze heel goed vonden, die hen trof, ontroerde, willen die mensen die film nog wel ‘ns beschrijven, en motiveren waaraan dat nou lag dat ze zo geraakt werden, ontroerd waren. En dan beginnen ze, maar wat ze vertellen is toch niet precies wat ze ervaarden tijdens die film, en dan stoppen de woorden en wordt er wel ‘ns besloten met: ‘het was gewoon heel poëtisch.’
De woorden bleken ontoereikend, de formuleringen schoten tekort, de door de film opgewekte emotie, veranderde in fletse, bleke hakkelzinnen. Tsja, daar sta je dan, met je halfbakken recensie over dat meesterwerk dat jou in een hogere roes had gebracht. Gelukkig kun je altijd nog zeggen dat het poëtisch was. Zit je altijd goed. Poëzie is immers dat verfijnde, dat hogere, dat onzegbare wat een boel kan suggereren. En bovendien, je laat zien dat je niet van de straat bent, plus het is nog romantisch ook.
Maar.
Zouden deze gebruikers van het woord poëzie wel ‘ns de bundel Mythen en stoplichten van Alara Adilow hebben gelezen? Bijvoorbeeld het gedicht Ik verliet het huis, waarin de volgende regel: Ik tippel bij de stoplichten, heb een anus vol zaad.
Of zouden dames en heren gelegenheids poëzie-liefhebbers al door de bundel Marsmellow van Simone Atangana Bekono hebben gebladerd? Uit het gedicht zuiver geweten ‘(..) toon me die klootzakken / met zuivere gewetens / ik toon ze mijn uitgewoonde kont.
En hoe dichterlijk is:'Bef je moeder, zei Robert Schaap, onooglijk
jochie met rattensnor en lullig brilletje, tegen
Zandkuil, die godverdomme tot slotwoord had verheven'.
Uit het gedicht 'Brugpieper', uit de bundel 'Ruimtedier' (2016), van Elmar Kuiper.
Of een wat minder recente (1974) dichtbundel, uit Lunchpauzegedichten van Jan Arends komt dit citaat: Ik heb geen vrouw / geen nageslacht / en / ik heb veel geonaneerd / zo / besmeer ik het brood.
En tot slot een citaatje uit een gedicht van Charles Baudelaire, uit het gedicht: De opgetogen dode, vertaling Menno Wigman: In een smerige grond vol slijmerige slakken (…) O blinde, dove maden! Zwarte kameraden (…) O kroost der verrotting, dat van geen treurnis weet.
Poëtisch. Zeker, maar vast niet wat men bedoelde
Geen opmerkingen:
Een reactie posten