Op de oude begraafplaats, aan
de Sworminkstraat in Colmschate,
rusten de houten zerken met
hun rug, tegen de beuk. Hun taak
zit erop. Ze hebben gedaan wat
ze konden aan het graf, een
eeuw lang. Ze hielden de gekalligrafeerde naam
hoog.
Ze kenden hun doden. Zij zagen elk jaar de Hyacint geplaatst,
en de tulpen in de vaas verwelken.
Ze hebben de eerste sneeuw
over de graven zien vallen.
Zij bleven toen de bezoekers
niet meer kwamen.
Zij waakten tijdens de
oorlogen over hun terrein.
Dit was hun taak. Hier waren ze voor gemaakt.
Dit was de naam, dit waren de
data.
En hij werd geliefd. En
zij gemist.
En ze hadden een kind
dat maar één dag leefde.
En hij was hoofdonderwijzer.
De zerk rust tegen de beuk.
De zerk, ook hem werd het allemaal
teveel:
er kwam tijd, en er kwam mos,
zijn hout gebutst, verweerd,
versplinterd,
zijn tekst afgebladderd, uitgewist
– maar
met perspexplaatje ervoor, gerestaureerd,
klaar voor de eeuwigheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten