Er hangt een ster voor het
raam hij is verlicht, er schijnt
een ster voor mijn raam, vanaf de
straat kun je het zien: daar is het
licht.
Er was hier geen kribbe, geen
kind, mijn vrouw is geen moeder en
ik ben vooral cynisch en niet
altijd verantwoordelijk, ik zie niet
altijd het schone het goede, het
ware - (u weet wat ik bedoel) en ik
vloek met Uw naam, en U verloor Uw
zoon dat moet ook voor U, ook al
was het voorbestemd, ja dag,
onverteerbaar zijn geweest, zelfs voor een
God.
Vanochtend haalden we een Kerstboom, stalletje eronder (de kribbe,
met daarin Uw zoon), een os, een ezel,
en buiten de herders, kudde schapen en
in de verte, de koningen drie stuks, U
kent uw grondpersoneel.
Er hangen kransjes in de boom
en een engel die nog over mijn moeder
waakte, U kent haar, ze sprak over Mozes enAäron, (en ze zei dat de Schepping nog lang niet voltooid was) weet u nog? Er is hier, de krant valt in de bus, nog geen vrede op aarde. Er zijn aanslagen, Maagdenburg, de kerstmarkt aldaar, U weet, U wist. Nou wil het geval, God, nu ik U toch spreek, dat ik verjaar met Kerst, dat ik, net als Uw zoon, geboren ben met Kerst, dat schept een band – dacht ik, mag ik hopen, dus, die vrede, hier op Aarde, wat denkt U, wordt dat nog wat?
De voorpagina
van NRC, vrijdag 13 december, kopt: ’NAVO-chef Rutte ziet oorlogsgevaar ‘in
volle vaart op ons afkomen’. Er wordt gewag gemaakt van het gevaar van de
verschuivende wereldorde, het gevaar van Rusland, China en Noord-Korea, en dat we
voorbereid moeten zijn daarvoor. Wat in Oekraïne gebeurt, kan ook hier gebeuren:
oorlog, en de gevolgen daarvan. Dus, wees voorbereid, heb een noodpakket.
Een noodpakket,
prima, maar wat moet daarin? Even zoeken.
Kaarsen, lucifers,
water, conserven, radio op batterijen, batterijen, waterfilter, powerbank,
gasstel, gastankje, zaklamp (2x), EHBO-doos, fluitje, chocoladerepen (graag melk hazelnoot, red.), isolatiedeken, cash geld – en een dichtbundel.
Mam, je bent hier niet meer,
want je bent dood, al meer dan een maand al (ja,
het blijft wennen, maar dat doet het juist niet).
Ik spreek je in mijn dromen, ik lees je in jouw
boeken die ik hier uit de dozen haal: wat kan weg,
wat moet blijven - ik heb wat van je gehouden.
Akkoord, je was gast in de
stad, je wist nog niet alles over hoe en wat (en waar en
wanneer) je moest je weg nog vinden. Maar toch vielen
je de veranderingen op: wat was het stil, waar was
het verkeer, toen je ’s avonds naar je hotel richting de Grootbrug
over De Dijle liep. Wat was er met het licht? En
wat met die mensen daar? Wat staarden ze je aan? Het
daagde je, maar net wat te laat:
dit was een filmset, vandaar de nervositeit van die dame met Crew op haar hesje,
vandaar ook die kabels en de mensen met de
portofoons, vandaar ook dat aggregaat, en dat hartgrondig klinkende ‘cut’, toen jij, je kende je tekst en je plek weer
‘ns niet, met je lief, dwars door de set
banjerde.
Dozen vol met spulletjes,
boeken kaartjes, brieven, foto’s, nog
meer spulletjes, een lamp, een
bank, briefjes, foto's en streepjes in boeken, een stoel, een secretaire, een bril, servies, een vest en restjes verdriet, je vindt
het in het nalatenschap.
Laatst, tijdens een avondlijk
autoritje, kwam ‘Walk on the wild side’ van Lou Reed voorbij. Heerlijk
nummer natuurlijk, prachtige song, gaat ook al een tijdje mee, ik kon ‘m dus
grotendeels meezingen, Shaved
her legsand thenhe was a
she,en dat deed ik ook, het meezingen, bedoel ik (niet het scheren), plus het
koortje daarna natuurlijk:
Maar deze avond viel me pas
het literaire karakter op: wat werd er eigenlijk allemaal verteld en over wie, en
wat had het te betekenen? Ik dacht: als ik thuis ben, moet ik dat toch ‘ns gaan
uitzoeken.
Nou zou dat uitzoeken vroeger
hebben betekend dat je de plaat, Transformer, uit 1972, steeds opnieuw
zou moeten opzetten, kijken of er een vel met songteksten bijzit, maar
tegenwoordig is er internet. Walk on the wild side heeft gewoon z’n
eigen wiki met (bijna) alle antwoorden.
In Walk on the wild side,
introduceert Lou Reed vijf personages. En die blijken alle vijf bestaan te
hebben. De song is veel autobiografischer dan ik dacht, want Lou Reed heeft
geput uit zijn eigen tijd toen hij verbonden was aan The Factory van
Andy Warhol. De vijf personages in de song, hebben dus echt bestaan. En ze waren
geen van allen doorsnee. Drugs, seks, LHBTQIA alles komt voorbij, best
controversieel in de popmuziek.
Dus laten we maar bij het
begin beginnen. Het eerste personage dat de song inwandelt is Holly. Over hem/haar
is de informatie: hij/zij liftte van Miami (Florida) naar New York, waar de
Factory van Andy Warhol was. Onderweg schoor hij/ haar benen en epileerde zijn/haar
wenkbrauwen, en toen was hij een zij. Tegenwoordig heet zoiets transitie. Holly
is de actrice Holly Woodlaw.
Holly came from Miami,
F-L-A
Hitchhiked her way across the USA
Plucked her eyebrows on the way
Shaved her legs and then he was a she
She says,’Hey, babe, take a walk on the wild side’
Candy, het volgende personage
is gebaseerd op de transgender actrice Candy Darling (geboren als James). Lou
Reed heeft ook de song ‘Candy says’ over haar geschreven. Ze speelde
o.a. in de film Flesh van Warhol. Ze is maar 30 jaar geworden, ze overleed in
1974.
Candy came from out on the Island
In the backroom, she was everybody's darling
But she never lost her head
Even when she was giving head
(Ze
was altijd heel leep ook
als ze je peep)
Little Joe never once gave it away
Everybody had to pay and pay
A hustle here and a hustle there
New York City is the place where they said
Hey babe, take a walk on
the wild side"
I said, "Hey Joe, take a walk on the wild side"
Little
Joe (Joe Dallessandro) was nogal een grote naam in
de gay-scene van toen: sekssymbool, model en acteur. Hij speelde in
verscheidene films van Andy Warhol: Flesh, (waarin hij een mannelijke prostituee
speelde) Trash en Heat.
Het volgende personage is: Sugar Plum Fairy
Sugar Plum Fairy came and hit the streets
Looking for soul food and a place to eat
Went to the Apollo
You should've seen him go, go, go
They said, "Hey sugar, take a walk on the
wild side"
I said, "Hey babe, take a walk on the wild side"
Sugar Plum Fairy, zo
heette Joe Campbell in de Andy Warhol film The Hustler. Ik vind persoonlijk de regel: looking for soulfood, and a place to eat,
zo goed: Op zoek naar geestelijk voedsel dus, voedsel voor de ziel (drugs, gokken we, en niet Kierkegaard of Whitman) en iets om te bikken.
Jackie is just speeding away
Thought she was James Dean for a day
Then I guess she had to crash
Valium would've helped that bash
She said, "Hey, babe, take a walk on the
wild side"
I said, "Hey, honey, take a walk on the wild side"
Jackie
is Jackie Curtis, hij/zij overleed op 38 jarige leeftijd aan een
overdosis heroïne. Maar voor die tijd zong ze, schreef ze gedichten, musicals en
trad ze op afwisselend op als man of als vrouw. Vandaar ook dat: ze dacht
dat ze James Dean kon zijn. En James Dean’s leven eindigde in een crash met
zijn Porsche.
En
dan zijn er nog een paar niet tekstuele dingen in dit liedje. Dat basloopje
waarmee de song inzet, niet te weerstaan. En de saxofoon aan het eind:
wat een waardige begeleiding krijgen de personages naar het slot van de song.
Tot slot, het koortje van ‘the coloured girls’, zoals ze door Lou Reed genoemd
worden in de song. Wat een goede tekst is dat. (Helaas las ik dat ‘the
coloured girls’, tegenwoordig niet meer bij iedereen goed valt, mag niet
meer).
Dan is je moeder dood, en
gisteren sprak je nog met haar. Maar nu ligt ze in een mand,
want ze is dood. En ze zit de hele dag in je hoofd (en je
keel, buik en in je traanbuis). Je raapt haar oproep voor de
Coronaprik van de mat, Je zegt haar bijdrage af aan Unicef,
je krijgt een bedankje. Je regelt een container, (zo word je wel heel erg bot gewist), je
voelt je harteloos, je schrijft een gedicht, want dat doe je,
je moet wennen aan de veranderde situatie. Je doet,
maar van binnen ben je diep ontredderd, dat blijkt, als
je ’s avonds de televisie aanzet en je je verbaast over
het journaal: Oekraïne, Gaza, alsof er niets gebeurd is,
wisten ze niet dan van mijn moeder?
rouwen hoe doe je dat rouwen hoe lang duurt het rouwen hoe lang rouwen hoe moet dat rouwen hoe lang duurt dat rouwen hoe doe dat hoelang rouwen hoe rouwen katten
(Als je Google de zoekopdracht
geeft: rouwen hoe, dan volgen deze suggesties).
Eeuwigheid hier komt mijn
moeder aan, wacht even, heb geduld, wees aardig
voor haar. Ze is nieuw hier, kent de weg
niet, help haar. Haar tred is wankel,
ondersteun haar, toe.
Eeuwigheid, wees hoffelijk,
wees beleefd. Mijn moeder is oud, broos en
nu ook dood. Ze sprak zinnen die dwarrelden
als sneeuw. Vrolijk strooigoed, confetti
van woorden.
Dood, wees aardig tegen deze
dame die mijn moeder is. Want ik
ben haar zoon. Spreek wat Frans met haar,
citeer een gedicht. Haar geest vervliegt. Zij is, maar niet meer hier.
Dood, vraag haar over vroeger
en moeder, haar dochter, stil en koud van even zeven
maanden, en breng haar weer tot leven. God, geef haar tijd om dat
weer in te halen.
Dood, zij eindigt hier bij
jou voor eeuwig. En ik blijf achter,
levenslang haar zoon. Verlicht haar nog heel even voor ze in de nacht verdwijnt, en dek haar zachtjes toe met vroeger.
Het donker reed in de Saab
van je vader, maar wacht, hij zat zelf achter het stuur
van de rode, inmiddels classic 96. En zijn vrouw, mijn moeder, zat
naast hem, allebei de gordel om, drie-punts, wat kan hen gebeuren? Toen ze
voor je huis stopten, draaiden ze het raampje met
de hand naar beneden, ze lachten en wenkten. Net
toen je ze tegemoet wilde lopen, reden ze weg en
lieten je achter.
Het donker rijdt niet in de
Saab van je vader, en je moeder, zijn vrouw dus,
zit niet naast hem. En het donker rijdt niet
in een tweetakt, en zeker nu niet, wat haal je je in je hoofd jongen, wat beeld je je in. Je vroeg je af waar hij heen reed, of vond hij zelf eerder dat hij ergens vandaan ging? Je keek de achterlichten na,
de rode puntjes gloeiden in je ogen. Hij was hier
niet, hij was hier niet thuis.
Van de week bezocht ik een tentoonstelling,
kunst. En ik liep haast gelijk weer
naar buiten, niet vanwege de schilderijen en objecten,
maar vanwege de bordjes. Eigenlijk begon het al bij
het eerste bordje: het schilderij was geen schilderij, maar een
ode. En ik weet niet hoe het zit met andere
liefhebbers, maar dat iets als een ode wordt omschreven, of een ode
is, dat heb ik de afgelopen jaren net te vaak gelezen.
Bedenk ‘ns wat eigens, schrijf niet andermans teksten over.
De ander bordjes waren niet veel beter. Daar was weer een
kunstenaar die het spanningsveld onderzocht tussen dit en dat.
En daar was een kunstenaar die iets verkende of verkend
had, en daar iemand die reflecteerde, en de kunstenaar die bezig was
met verbindingen en identiteiten was natuurlijk ook aanwezig. Ook
was er een die structuren wilde blootleggen en vervolgens
aan de kaak wilde stellen (of net andersom, het begon
me inmiddels te duizelen) En elders werd er strijd
geleverd, of een verhaal verteld, of misschien wel beide, en
daar benadrukte een kunstenaar de gelaagdheid in zijn werk.
Ik zocht het bordje: uitgang.
In 1987 bezocht ik deNacht
van de Poëzie, het was mijn debuut als bezoeker, ik wist dus
niet wat ik verwachten kon, behalve dat het erg laat ging worden, dus hadden we
een hotel geboekt, waar we na afloop konden bijkomen van deze overdosis poëzie. Het is al
lang geleden, ik weet niet meer wie ik allemaal zag optreden toen. Door
internet weet ik dat de betreurde Robert Anker en de veel te jong overleden Nico Slothouwer,
er ook lazen – ik heb ze vast gezien en gehoord, maar weet er niets meer van.
Het optreden van Tom Lanoye, toen nog een erg tengere verschijning,
staat me nog wel bij. Hij moedigde het publiek aan om als ze een gedicht slecht
vonden te juichen, en als ze het niet goed vonden, te klappen. Ik vond dat wel
leuk, maar helaas vond een wat zuur gedeelte van het publiek dat niet, en dus
applaudisseerden ze hem van het podium af. En de legende Annie M. G. Schmidt las
haar gedichten: met een loupe op haar bril gemonteerd, anders zag ze het niet.
Maar nu, Nacht van de Poëzie editie
2024. Ramsey Nasr trad onder andere op. En hij besloot zijn optreden met zijn
gedicht ‘De dag
kan komen’, dat hij in 2019 had geschreven voor het 75-jarig bestaan
van zijn uitgeverij De Bezige Bij.
De Bezige Bij is in de Tweede Wereld Oorlog begonnen
als daad van verzet: met hun uitgaven wilden ze geld ophalen om Joodse kinderen
door de oorlog te helpen.
‘De dag kan komen’ is een mooi gedicht van Ramsey Nasr, en
het gedicht gaat ook een mooie dialoog aan met het gedicht ‘Het lied der achttien dooden’ van Jan
Campert, (idd, de vader van), erg verbindend.
Helaas kwam er een flinke smet op het gedicht toen Nasr het
voordroeg. Of eigenlijk net daarna. Want wat gebeurde er? Nadat de laatste
woorden van het gedicht geklonken hadden, nam Nasr een slokje water, je bent acteur of je bent het niet, keek dramatisch de zaal in, en sprak:
'Er is
geen nacht oneindig en geen stilte stil – ‘lang leve Palestina’, dankuwel.
Tsja,
zo sta, of in jouw geval: lig
je dan op je laatste foto’s, met
je, o, beginnersfout, amateur,
ogen dicht. En je had wel ‘ns
in de spiegel mogen kijken
voor dit moment, want echt:
je ziet er niet uit, vieze haren,
dacht je dat je in vrede zou gaan?
Wat ging er door je heen? Waar zat je met je hoofd? Er
zit een gat in je schedel. En je
mond staat open. Staat nogal dom.
Is een dingetje, moet je op
letten. En man, je kleding, al dat
stof, dat gruis, dat vuil: je ziet
er niet uit. Je weet toch: zo beland je in
de media, wat moet je moeder wel niet
denken?
Was je je wel ‘ns? Er zit
bloed, heel veel bloed, aan je
handen, ik bedoel hand: waar is je
andere? Hoe wil je herinnerd worden?
Zo? Creperend in een fauteuil,
met enkel een drone als belangstellende voor je laatste adem en
stuipen. Dude, echt, wat was je denkende?