Hoe oud zal ik zijn geweest,
die keer dat het mij duizelde, jong.
We reden met de auto naar
Parijs en hoe dichterbij we kwamen,
hoe lichter ik in mijn hoofd werd. Ik zag de auto’s van alle
kanten naar de stad
toestromen. Ontelbaar waren ze, en ze bleven
maar komen. Dag en nacht ging
dat hier door. Ik kreeg een indruk
van de grootsheid waar we
naartoe reden, waar we nu in waren.
En ik dacht toen: hoe weten
ze nou daar hoeveel brood er daar
dagelijks nodig is? Hoe
zorgen ze dat er genoeg is? En melk.
Is er iemand die dat
uitrekent en regelt? Hoe houdt zo’n stad
zich in stand? Hoe werkte
dit? Ik probeerde het te begrijpen.
Maar ik kwam er niet uit,
dit was veel te groot voor mij,
mijn kleine hersentjes konden er geen voorstelling van
maken.
Dus mijn kennismaking met
Parijs verliep in totale paniek:
dit was zo
complex en niet te bevatten, dit kon niet,
ik moest hier
weg, direct, de stad uit, nu.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten