In t‘ Cafe te Nijverdal werd die zondagmiddag in 1980 als
culturele activiteit de film Le Locataire van Polanski vertoond. Hoogdravend
vermaak voor ons, maar ach, het hield ons van de straat. Daar zaten we dan, apenstonend,
en ginnegappend in het halfduister. Het verhaal konden we niet helemaal volgen.
Of het boeide niet zo. Dat kan ook, dat heb je met die art house films, dat ze
nog wel ‘ns saai zijn. In het Parijse complex was er een appartement vrij
gekomen omdat de bewoner zelfmoord had gepleegd. Hij was naar beneden
gesprongen. Het hoofdpersonage was Ploanski zelf. Gelukkig speelde Isabelle
Adjani een prominente rol, dat hield onze aandacht nog wat gevangen. Enfin.
Polanski trok dus in dat appartement van de ongelukkig overledene – en dat had
hij beter niet kunnen doen. Want hij kreeg last van argwaan en paranoia. Wat wij
ons wel goed konden voorstellen. Zoiets konden we nog wel goed volgen. Hij verdacht
de buren, de concierge en huiseigenaren ervan dat ze complotteerden tegen hem
met als doel dat hij uiteindelijk ook zelfmoord zou plegen. Hij was verdoemd, het
appartement was verdoemd. De gedachten vraten aan hem, aan Polanski dus. Alles
in het Frans dus, dan lijkt het ook gelijk heel wat natuurlijk. Enfin.
Uiteindelijk stond hij daar, op het balkon, de kop vol waanzin, overal achter
de gordijnen glurende buren, en hij deed wat zijn vloek was: hij sprong van het
balkon, zijn dood tegemoet. En wat deed Tony toen, de man die de filmprojector
bediende? Hij zette de knop om en draaide de spoel iets achteruit. En hup, daar
floepte Polanski weer terug vanuit de diepte, naar zijn balkon. Niets aan de
hand. Wij lachen. De spanningsopbouw van de film was hiermee de nek omgedraaid.
En wij? Opgelucht over deze onverwachts goede afloop, want we vereenzelvigden
ons natuurlijk wel een beetje met die maffe locataire, gingen we naar buiten,
het zonlicht in.