Ik had een verbouwing in mijn
huis.
Gedoe. Oud huis, gezellig,
maar
eeuwig klepperende deuren,
huizenhoge
stookkosten want altijd koud.
Moest aangepast
aan de eisen van de tijd. Dus
na dak,
de rietbetengeling er uit, de
isolatie
van keldervloer, nieuwe cv,
nieuwe
keuken en dito badkamer,
dubbelglas – en de rest
Bleef het toilet over als Fremdkorper,
als het te renoveren object.
Het ging mij wel
aan het hart. Moest dat wel
die gietijzeren
stortbak, wat stond erop, HAGA,
weg,
naar de stort, met die
trekker, de historie uit?
Vervangen door een plastic Geberit?
En hoe gezellig is dat? Nooit
meer die
bungelende ketting, dat
geklater, dat geluid.
Ik zat gebogen over de
offerte van de aannemer.
En zag tegelijk de
geschiedenis, de nostalgie,
die handeling, dat geluid, die
op het punt
stond weggewist te worden. Ik
dacht, dat is
erfgoed, die bedauwde,
bedruppelde bak,
ongenaakbaar, hoog boven mijn
hoofd,
waar ik, als was het een
altaar, vaak, onder
geknield lag. Vroeger dan,
he. Weg? Nee nooit.
Hier wordt de historie hooggehouden,
hier wordt, dan maar niet
milieuvriendelijk,
hooggespoeld. Met af en toe, het
is
een lange traditie, maar daar
komt tie,
een druppel op je hoofd: de
hoogspoelbak.