Op stille
zomeravonden sloegen wij tot het donker werd, de shuttles zo hoog als we konden
met onze badmintonrackets, zodat de vleermuizen er elke keer weer op doken.
Daar denk ik nu aan. Er is een kelder in mijn hoofd, volgestouwd met
herinneringen. Hier in de separeer heb ik niks. Er is niks. En dan denk ik aan
die vleermuizen op die zomeravonden. Er is hier de totale afwezigheid van
prikkels. Er is niks. En dat is de bedoeling. Ik maak de prikkels dan zelf wel.
Ik doe een rollenspel, stemmetjes, alles, met die twee kartonnen hoedjes. In
mijn witte lange hemd zie ik er toch al erg theatraal uit. Ik heb hier totaal
geen tijdsbesef. Er hangt hier een klok, de wijzers staan steeds anders. Slapen
doe ik hier niet. In mijn hoofd werk ik aan een requiem, langzaam, gedragen. Ik
repeteer elke keer want alles onthouden is lastig. Ik dans er een beetje bij. Daarnaast
ga ik dus herinneringen af. Mijn vader kom ik daarbij nooit tegen, wat vreemd
is, want je zou toch denken: zo’n man spookt wat rond in kwade dromen. Vroeger
lag de wereld aan mijn voeten, maar dat pakte toch anders uit dan ik me
voorgesteld had. Met de begeleiding hier wissel ik liever geen woord, hou m’n
mond dicht. Ik heb een krijtje gekregen. Ze denken dus dat ik weer bij zinnen
ben. Maar ik krijt niks, ik onthoud het liever, ik kijk wel uit: ik heb hier
toegang tot het collectieve onderbewustzijn en de existentiële vragen. Ik krijg
hier openbaringen hoe de werkelijkheid in elkaar steekt. En ik heb inzichten. Ik
weet nog dat we naar een tentoonstelling gingen – die nog niet geopend was.
Toen gingen we dus niet. En dat ik toen maar de gordijnen in brand stak omdat
ik dacht dat dat kunst was. Ja, er woedt een stilte in mij. Ik krijg het
benauwd. Ik tik, ik tik op de deur, er is geen klink, ik heb geen inlogcode
meer. Het is hier wit en stil.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten