Ach
zie die trage oude dichters
genoegzaam
mijmeren in de avondzon
over
hoe vroeger alles beter was.
Die
goeie ouwe tijd! Niks fuck de koning,
toen men nog boog voor de majesteit,
en
haar eerde met een verzenreeks.
Ach
ja, die goeie ouwe tijd.
Ach
zie die oude trage dichters,
monumenten
uit een voorbije tijd,
relicten,
artefacten, dinosaurussen,
wachtend
op de taxidermist, wachtend
op de vitrine, het archief, het graf.
op de vitrine, het archief, het graf.
Niemand
kan hen nog iets leren.
Hun
visie is gebeiteld in graniet.
Zij
houden enkel van gedane zaken,
zij
zijn gepensioneerd, ontslagen van
verantwoordelijkheid,
zij hebben alle tijd.
Zij
kijken genoegzaam over hun buikje rond
en mijmeren, belegen baasjes, wie
doet hen wat?
Zij
hebben de kennis en de wijsheid in pacht –
nee,
in eigendom. Zij houden niet van
nieuwigheden.
Zij houden enkel
van
voorgoed morsdode dichters.
Ach
die trage, oude dichters,
zij
mijmeren enkel over het verleden,
over
majesteit en die goeie ouwe tijd.
Michiel, je vertolkt hier ook mijn tegenzin Nele H.
BeantwoordenVerwijderen