zondag 1 maart 2015

De huisvlieg eind januari

Het was eind januari,
en er vloog een vlieg in huis.
Hij vloog tussen de planten op de vensterbank,
botste tegen de ramen van de erker.
En je ziet die vlieg, en je kijkt naar buiten,
het is immers eind januari, het wintert buiten,
er ligt sneeuw, en je denkt:
het is koud jongen, blijf nou binnen.
Wat weten vliegen nou van vriezen?  

De vlieg is alleen, botst tegen de lamp,
scharrelt naast een theekopje,
hipt van een krant, landt op een dichtbundel,
zit op de rand van mijn bord zich te wassen,
wrijft z'n pootjes tegen elkaar.
En doet dan even een rondje om de lamp.
De vlieg gaat af en toe naar de keuken toe,
voor een hapje, een drankje.  

Ach vlieg, kijk toch uit. Ik had je haast,
even een vuiltje wegpoetsen, opgeveegd.
Je zit op mijn agenda en naast mijn koffiekop.
Is er iets dat je zoekt, voedsel, gezelschap, kennis?
 
De vlieg die wordt opdringerig, zit op de krant,
schuift aan bij het eten, wacht op de koffie,
zit op mijn plek, zit in mijn bier, laat zich balorig,
of juist gulzig en onvoorzichtig geworden,
in mijn mond klokken en weer uitspugen.
De vlieg droogt verdwaasd, verdoofd, dronken,
(je hebt nog steeds een hart) op de vensterbank in de zon.
Je hebt nog steeds een hart, jaja, maar inmiddels
denk je wel: waar is de vliegenmepper?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten