De douche
en wc deelde ze met vier anderen. Haar huisgenoten werden elk jaar jonger. En
viezer leek wel. Dat dopje van die shampoofles lag al een jaar op dezelfde
plek. Was zij ook zo geweest toen zij hier onder deze hanenbalken kwam? De
stereo knetterhard en dat schorre geschreeuw?
Waarom was
zij nooit uitgevlogen zoals alle andere lichtingen wel hadden gedaan? Gewoon,
een man, een huis, een flatje desnoods, en ook samen 's avonds wijn drinken op
het balkon als de kinderen in bed liggen? Waarom vond zij geen man die bij haar
wilde blijven? En waarom had funda geen huis voor haar? Opeens vond ze Kinderhuisvest een wrede naam, en Het Verwulft klonk als een vloek. En het
Spaarne viel toch niet echt binnen de definitie van rivier? Ze schoof een stoel
bij het aanrecht, klom erop en keek naar buiten. Ze zag de Bakenesserkerk.
Daarachter, de Oude Notweg af, was Ruigoord. Als ze achterom door het dak heen
kon kijken, zou ze de zee kunnen zien: ze stond tussen wat was geweest en de
eeuwigheid. Maar nu zag ze alleen de donkere wolken omkaderd voorbij drijven.
En de hanenbalken. Ze sloot haar ogen en stapte van het aanrecht af.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten