donderdag 20 november 2014

Ballade van Henk van Baalen

Henk van Baalen, Henk van Baalen, wat kent hij, wie kent hij niet?
Henk wandelt 's ochtends  terwijl hij de schoonheid van het alledaagse ziet.
Henk proeft van het mysterie van het leven - hij wordt stil en geniet.
Henk is in Deventer geboren, hij is een instituut, Henk schrijft geschied. 

Henk gidst toeristen door de binnenstad, wijst op glas-in-lood,
gevelsteen, uithangbord, gebeitelde spreuk en snijraam.
Wijst op geheel en op detail, noemt uit de historie een naam;
Desideridus, Geert Groote - Henk kent ze allen, levend of dood.
 
Niets ontgaat het oog van de stadschroniqueur, helemaal niets.
Strooit anekdotes uit zijn bodemloze mouw: In gindse ketel kookte
men valse munters helemaal gaar. En aan de Bokkingshang rookte
men stokvis. De haven is gedempt. Nu zijn er de dames van plezier.
 
Henk van Baalen, Henk van Baalen gidst door de stad:
in het Gilde Hotel heeft de eerste abortus ooit plaatsgehad.
En hier in de Kuiperstraat heeft Maria voor het eerst Michiel gezoend.
En het stoepje in de Menstraat wordt met eigen borstels geboend. 

Henk van Baalen, eenmaal op dreef, is niet meer te stoppen:
hier woonde Erasmus, en daar waren tot voor kort de sloppen.
in gindse lijst ziet u het portret van een hele knappe vent.
Het blijkt een spiegelruit, het duurt even voor Henk zijn hoofd afwendt.
 
O, Henk van Baalen, is de tijd dan nimmer voor u voorbij?
Weer een nieuw boek, over de Huzaren en Deventer Koek,
en weer met een anekdote over het Koninklijk bezoek
Henk van Baalen, uw feest der herkenning, is de hel voor mij. 

O, van Baalen, stil bent u waarschijnlijk pas, als u zelf op de Tjoenerhof of
in Steenbrugge wordt bijgezet en wordt bedoven onder bloemen en lof.
En u slechts, er is geen publiek, het schrijven van uw grafschrift rest:
Hier rust Van Baalen, op een kniesoor na, vond iedereen hem opperbest.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten