Henk wandelt 's ochtends terwijl hij de schoonheid van het alledaagse ziet.
Henk proeft
van het mysterie van het leven - hij wordt stil en geniet.
Henk is in
Deventer geboren, hij is een instituut, Henk schrijft geschied.
Henk gidst
toeristen door de binnenstad, wijst op glas-in-lood,
gevelsteen,
uithangbord, gebeitelde spreuk en snijraam.
Wijst op
geheel en op detail, noemt uit de historie een naam;
Desideridus,
Geert Groote - Henk kent ze allen, levend of dood.
Strooit
anekdotes uit zijn bodemloze mouw: In gindse ketel kookte
men valse
munters helemaal gaar. En aan de Bokkingshang rookte
men
stokvis. De haven is gedempt. Nu zijn er de dames van plezier.
in het
Gilde Hotel heeft de eerste abortus ooit plaatsgehad.
En hier in
de Kuiperstraat heeft Maria voor het eerst Michiel gezoend.
En het stoepje
in de Menstraat wordt met eigen borstels geboend.
Henk van
Baalen, eenmaal op dreef, is niet meer te stoppen:
hier woonde
Erasmus, en daar waren tot voor kort de sloppen.
in gindse
lijst ziet u het portret van een hele knappe vent.
Het blijkt een
spiegelruit, het duurt even voor Henk zijn hoofd afwendt.
O, Henk van
Baalen, is de tijd dan nimmer voor u voorbij?
Weer een
nieuw boek, over de Huzaren en Deventer Koek,
en weer met
een anekdote over het Koninklijk bezoek
Henk van
Baalen, uw feest der herkenning, is de hel voor mij.
O, van
Baalen, stil bent u waarschijnlijk pas, als u zelf op de Tjoenerhof of
in Steenbrugge wordt bijgezet en wordt bedoven onder bloemen en lof.
En u
slechts, er is geen publiek, het schrijven van uw grafschrift
rest:in Steenbrugge wordt bijgezet en wordt bedoven onder bloemen en lof.
Hier rust Van Baalen, op een kniesoor na, vond iedereen hem opperbest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten