vrijdag 28 november 2014

Gekkies zijn overal

In het restaurant nam je plaats, wegens grote drukte, aan de stamtafel.
Je zat naast een dame. Ze had je normaal en verzorgd geleken,
je had een snelle check gedaan; schoenen, 
daaraan zag je het toch vaak het eerst,
tanden, natuurlijk wit en regelmatig, sporen van
recent kappersbezoek, vingers zonder nicotinevlekken,
ze had een brede vocabulaire sprak zonder merkbaar accent,
en ze een vaste hand die haar bestek en glas beroerde.
Jullie hadden het over het weer, de kaart van het restaurant,
stadswandelingen, zorgen over ouderwordende ouders,
streken van politici in het algemeen en de premier in het bijzonder.
Kortom, niets bijzonders, niks aan de hand. Begint ze ineens,
out of the blue, over chemtrails, en of ik wel wist hoe link
die dingen waren, en wie -complot!- er achter zaten.
Je werpt wat tegen, je bent wat verbijsterd, chemtrails, wtf.
Argumenten, concludeer je, gaan hier niet werken.
Je grijnst wat ongemakkelijk, je denkt: hoe kom ik hier weg?
Je wenkt de ober: je slaat het dessert hier maar 'ns over. 

zaterdag 22 november 2014

Das Gute ist immer da

Een grauw busje stopte voor de deur, ik had om een opkoper gevraagd.
'Das Gute ist immer da meneer, aangenaam'. Ik wees hem de bibliotheek.
Hij liet zijn ogen langs de planken gaan. Das Gute ist immer da,
hij moest 'ns weten: ik was in de rouw: vader was net dood.
Alles moest weg, eerste drukken, in leer gebonden reeksen,
ex libris, gesigneerd - eeuwen keken hier op de lezer neer. 

De antiquair rook naar tabak, zijn haar vlamde rood.
Hij zei: 'dit is lastig meneer, de markt is slap.
Achterberg, Nijhoff en Gerhardt, wie leest dat nog.
De markt vergrijst, gedichten zijn voor oudjes'.
Hij liet de bandjes door zijn handen gaan, bladerde,
ik zag de onderstrepingen, de streepjescodes
van mijn vader, sporen van een bedrukt bestaan.  

'Zevenhonderd euro, bent u van die stofnesten af. Wij leveren schoon op'.
Ik keek om, waar de antiquair had gestaan, zweefde nu een rookkolom.
Was dit echt? Das Gute ist immer da. De naam was omineus.
Was het een belofte, een voorspeling, een dreigement?
'Meneer', klonk de stem weer opeens,' boeken, je reinste folklore,
leuk voor een zomerse Deventer Boekenmarkt, langs een
zilverblinkende IJssel, hup, een stolpje eroverheen gezet'. 

'Denk erover na meneer'. Hij frommelde wat briefjes uit z'n jas.
Ik tel de briefjes, het zijn er zeven. De antiquair heeft plots haast
en zegt:' das Gute ist immer da, meneer, vroeg of laat,
voor iedereen. Tot uw dienst'. Hij laadt de boeken in
en verdwijnt met zijn busje in de rook. 

De lege ruimte klinkt hol en grijnst je aan: de bibliotheek
is nu een kale cel. Je bent alleen. Wat heb je gedaan?
Je schrijft verweesd in het stof: wie dit leest is gek.
Je knikt verslagen: je hebt je eigen tombe geschapen. 
 

donderdag 20 november 2014

Ballade van Henk van Baalen

Henk van Baalen, Henk van Baalen, wat kent hij, wie kent hij niet?
Henk wandelt 's ochtends  terwijl hij de schoonheid van het alledaagse ziet.
Henk proeft van het mysterie van het leven - hij wordt stil en geniet.
Henk is in Deventer geboren, hij is een instituut, Henk schrijft geschied. 

Henk gidst toeristen door de binnenstad, wijst op glas-in-lood,
gevelsteen, uithangbord, gebeitelde spreuk en snijraam.
Wijst op geheel en op detail, noemt uit de historie een naam;
Desideridus, Geert Groote - Henk kent ze allen, levend of dood.
 
Niets ontgaat het oog van de stadschroniqueur, helemaal niets.
Strooit anekdotes uit zijn bodemloze mouw: In gindse ketel kookte
men valse munters helemaal gaar. En aan de Bokkingshang rookte
men stokvis. De haven is gedempt. Nu zijn er de dames van plezier.
 
Henk van Baalen, Henk van Baalen gidst door de stad:
in het Gilde Hotel heeft de eerste abortus ooit plaatsgehad.
En hier in de Kuiperstraat heeft Maria voor het eerst Michiel gezoend.
En het stoepje in de Menstraat wordt met eigen borstels geboend. 

Henk van Baalen, eenmaal op dreef, is niet meer te stoppen:
hier woonde Erasmus, en daar waren tot voor kort de sloppen.
in gindse lijst ziet u het portret van een hele knappe vent.
Het blijkt een spiegelruit, het duurt even voor Henk zijn hoofd afwendt.
 
O, Henk van Baalen, is de tijd dan nimmer voor u voorbij?
Weer een nieuw boek, over de Huzaren en Deventer Koek,
en weer met een anekdote over het Koninklijk bezoek
Henk van Baalen, uw feest der herkenning, is de hel voor mij. 

O, van Baalen, stil bent u waarschijnlijk pas, als u zelf op de Tjoenerhof of
in Steenbrugge wordt bijgezet en wordt bedoven onder bloemen en lof.
En u slechts, er is geen publiek, het schrijven van uw grafschrift rest:
Hier rust Van Baalen, op een kniesoor na, vond iedereen hem opperbest.

vrijdag 14 november 2014

Wanneer kun je?

Wanneer kun je?
 
Ik ben druk, ik ben
druk op maandag
druk op dinsdag
druk op woensdag
druk op donderdag
druk op vrijdag
druk op zaterdag
druk op zondag
ik ben de hele week druk.

zaterdag 1 november 2014

Hoevelmansweg R.I.P.


Hoevelmansweg, wat hebben ze met je gedaan?
Hoevelmansweg, vergeten slingertje in God's schepping.
Zand en stenen met een groene middenberm,
soms overstroomd, dan was je weg, dan was je water.
Mijn hardloopschoenen roffelden hier decennia:
je was vertrouwd, ik wist de weg.
  
Hoevelmansweg, je lag hier niemand in de weg,
toch belandde je op een tekentafel.
van iemand die vond dat het beter kon:
Je moest recht en waterpas, je moest verhard,
je ziel moest in beton gesmoord.
Zacht rusten was je niet gegund,
je bermen moesten plat, je moest beschaafd.

Je moest netjes en geveegd. En je moest kunst:
je ruïne moest omkaderd en omlijst.
De slordigheid, de wildernis, die niemand had gestoord,
die was geweest. Tot slot kreeg je een aanstellerige poeha-naam:
observatorium -  je was nu echt ruïne af,
je kreeg, pats boem, een zerk op je graf. 

Je belandde tussen de methaanuitstoot
van de nieuwe bio-koeienfabriek.
Je bent het slachtoffer van een malloot
met een botte bijl en tekenpotlood.
Je gaat niet langer jouw weg, maar de zijne.
God zegene de verantwoordelijken,
het liefst hardhandig.*

*met dank aan Nescio

Aktieve vakantie

Zat ik in dat hotel
aan het ontbijt
kwamen die gasten net terug:
hadden het klooster
vijftien kilometer verderop,
al bezocht en bekeken,
dat klooster op die berg,
wandelend ja.
En vanmiddag gingen ze,
nog voor het kathedraalbezoek,
even een stukje raften.
Ik schonk nog maar
'ns  koffie in.