donderdag 11 september 2014

Bewijzen stapelen zich op

Ze kraste een visgraatmotief in haar arm,
met een scherf. Het werd eerst rood, later wit.
De littekenribbels, ze moest er steeds aanzitten.
Er was ook verder niemand. Ze doodde de tijd,
en verdoofde haar ziel, haar dag was haar nacht.
Ze vroeg wat ik kwam doen. 

Er was die bezoekuurbezoeking, dan zag je wat.
De kaakklem, die kende je: happen als een vis.
En het haldolloopje. En veel kleren die niet echt pasten:
er was veel sprake van gewichtstoename.
En was de stropdas gestrikt,
dan was het er een met brandgaatjes.
Er was daar de waan van de dag.
Maar ook de waan van jaar in jaar uit.
Waan in, waan uit - definitief waan in. 

Ze legde ook allerlei verbanden: het huis
aan de overkant, daar hing een krans
aan de deur. Maar was dat nou een
paaskrans of een rouwkrans?
Het verderf zit in de bloemen.
En wat kwam ik hier eigenlijk doen?
Wist ik wel hoe slecht ze was? Slechter was er niet.
Vertelden stemmen haar. Hoorde ik die niet?
Ze moest dood. Omdat ze slecht was.
Er waren ook andere stemmen, van leuke jongens,
daar wilde ze geen pillen tegen. 

Die fiets die daar buiten staat,
met dat knipperende achterlicht,
dat betekent toch zeker iets.
En die gevallen servetjes, hoe ze liggen,
zag ik dat patroon dan niet?
Ze willen haar iets aandoen, haar mobieltje,
kijk dan, het was toch duidelijk? Ik kon beter gaan:
bewijzen stapelen zich op.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten