Er was ook
een wasstraat. Daar was je graag.
Je stapte
in je auto en reed in de loze uren
die wereld in. Je hield van het geraas en
de geur van zeep. Je sloot je ogen.
De borstels
maakten zich los van hun plaats
en sloten
je op. Ze striemden, ze geselden het vuil.
Ze dansten,
ze draaiden als Derwisjen
rondjes
tegen je auto, als een vreemd soort
waterballet.
Er was schuim, je dacht aan de zee en storm.
Het zicht
was beperkt, je wereld nu afgesloten
en
verduisterd. Het water stroomde langs de ruiten.
Je voelde
je geborgen hier onder water.
De
luchtstroom stond onzichtbaar klaar.
Achter de
lamellen wist je al het licht. Ze wezen
als
dwingende vingers tegen de ruiten.
Je kreeg
een laatste zetje, het bad was
voorbij, de
wereld diende zich weer aan,
alsook het besef
gewoon weer
pompbediende
te zijn gebleven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten